Opinie

Politicus is geen voetveeg van de media

De overheid mag meer zelfvertrouwen uitstralen in haar voorlichting, stelt Jeroen Sprenger. Dat betekent bijvoorbeeld dat politici de waardigheid van hun ambt bewaren en dat de media dat respecteren.

2 October 2008 14:44Gewijzigd op 14 November 2020 06:28

Paul Schnabel, de directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau, heeft onlangs gezegd: „Nederland was ooit een ”high trust country” -à la Denemarken- en is verworden tot een ”low trust country”- een soort België.” Daarin gaat het met de burger, naar zijn eigen opvatting, goed, maar met de samenleving beroerd.Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren? Gaan we er nog wat aan doen? Hebben de communicatiedeskundigen van de overheid daarin een rol te spelen? Of is het inmiddels een ”fact of life” geworden?

In de grote communicatiecampagnes van rond de eeuwwisseling was het opbouwen van publiek vertrouwen uitdrukkelijk een doelstelling. De millenniumbug, het Europees Voetbalkampioenschap van 2000, de introductie van de euro, in alle gevallen wilde het toenmalige kabinet uitdrukkelijk laten zien dat het zo’n grote klus aankon. Met die wens konden de overheidsvoorlichters de wei in. In het rapport-Wallage over de toekomst van de overheidscommunicatie, dat midden 2001 uitkwam, wordt uitdrukkelijk gesproken over „de slag om het publieke vertrouwen.” Het is zinvol deze gedachte weer op te pakken.

Johan Cruijff heeft ooit gezegd: „Italië kan niet van je winnen, maar je kan wel van ze verlie-zen!” Zo zie ik het ook. De media -ook niet in de huidige mediacratie- kunnen het niet van de overheid, van de politiek, winnen. Maar de overheid kan wel van ze verliezen, als ze haar eigen zaak niet op orde heeft.

Interview
De prominente rol van de media in de samenleving hoeft helemaal niet te betekenen dat ze het ook voor het zeggen moeten hebben. Je kunt immers moeilijk zeggen tegen de burgers die je ter verantwoording roepen: „Ja, maar het moest van de media!”

Het winnen van het algemeen vertrouwen begint door zelf vertrouwen te schenken. Alle dramatische gebeurtenissen van kort na de eeuwwisseling hebben iets met zich meegebracht waardoor we elkaar eerder zijn gaan wantrouwen dan vertrouwen. Daar zijn we echter niet gelukkiger van geworden.

Wat betekent dit concreet voor de overheidscommunicatie? Een voorbeeld betreft het autoriseren van interviews. Ooit was ik lid van de commissie-Paradijs, genoemd naar de huidige hoofdredacteur van De Telegraaf, die zich hierover boog. Autorisatie zou niet meer moeten plaatsvinden, was de uitkomst. Een interview moet een gesprek zijn tussen twee professionals. De een weet en beseft wat hij zegt, de ander weet dat correct in een leesbaar verhaal uit te werken. Die gedachte zou vaker in praktijk gebracht mogen worden.

De samenleving laat zich verdelen in enkele leefstijlgroepen. Na de verkiezingen van 2002 kwam naar voren dat de overheid heel nadrukkelijk heeft gecommuniceerd met dat deel van de samenleving waartoe zij zelf behoort, via de media waar zij hun informatie vandaan halen. Een groeiend deel van de bevolking voelt daarmee geen verwantschap en laat zich door heel andere media informeren. Het is van groot belang dat de overheid dat onderkent als ze vertrouwen wil winnen en daarnaar gaat handelen.

Minister-president
In het verlengde hiervan is het uitstralen van enig zelfbewustzijn ook aan de orde. Een journalist zou blij moeten zijn dat een politicus bij hem aan tafel schuift, in plaats van het omgekeerde. Een van de charmes van het politieke bestel in Nederland is de laagdrempeligheid. De politicus is echter geen voetveeg; onder alle omstandigheden dient hij het aanzien van zijn ambt te bewaken. Het zou prettig zijn als de media dat respecteren en niet voortdurend blijven zeuren over het feit dat de minister-president zijn wekelijkse persconferentie in eigen huis wil houden.

In de slag om het publieke vertrouwen is de overheid zelf aan zet. Zij moet haar eigen verhaal goed hebben georganiseerd. Sinds de commissie-Paradijs is het gesprek tussen media en overheidsvoorlichters stilgevallen. Het is zinvol die draad toch weer eens op te pakken. Wellicht dat dan het onderlinge vertrouwen ietsje groeit en er eindelijk eens afscheid genomen kan worden van de nog steeds dominante en beklemmende karikaturen van de overheid en haar communicatiedeskundigen.

De auteur is directeur voorlichting van het ministerie van Financiën. De tekst van dit artikel is gebaseerd op een bijdrage die hij vanmiddag leverde aan het debat ”Democratie in beweging. De relatie tussen de media, politiek en voorlichting” in Den Haag.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer