Woorden vol muziek
Hij brak in zijn jeugd met de kerk, maar vindt christelijke waarden als delen, liefde geven, elkaar steunen en niet afvallen nog steeds „prachtig.” Ze komen ook terug in het Kinderboekenweekgeschenk -”Vlammen”- dat hij dit jaar schreef.
Nee, stiekem meegeschreven heeft Monique Hagen niet. Wel meegelezen - dat doet ze altijd bij de verhalen van haar man Hans. „Dan geef ik allemaal ideeën die hij niet gebruikt.” Maar, zegt ze, terwijl een lach op haar gezicht verschijnt, „ze helpen hem zeker.”Hans Hagen, hij is meervoudig Griffelwinnaar en sleepte ook de Woutertje Pieterse Prijs in de wacht, schreef dit jaar het Kinderboekenweekgeschenk, ”Vlammen” (zie kader). Het Kinderboekenweekthema, poëzie, past uitstekend bij de auteur. „In al Hans’ boeken zit ritme; steeds is er muziek in de woorden”, aldus zijn vrouw. Samen met haar publiceerde hij diverse boekjes met kinderpoëzie. Ook schreef hij -naast de talloze kinderboeken en jeugdromans- drie bundels met gedichten voor tieners.
Waarom is het geschenk geen gedichtenbundel geworden?
Hans: „De opdracht was heel vrij. Ik dacht meteen al: een poëziebundel kan niet. Dat had me te veel tijd gekost. Ik wilde wel dat gedichten een rol zouden spelen. Toen heb ik de oma in het verhaal laten dichten, en hoofdpersoon Bo.”
Monique, ze zit met haar man Hans aan de keukentafel in hun huis in Kortenhoef, bladert naar bladzijde 60. Daar staat het gedicht ”water”. De 14-jarige West Highland white terriër Wooley -die in heel wat werken van de Hagens opduikt- scharrelt intussen rond tussen de bolle tafelpoten. „Het eerste dat Hans deed was dit gedicht schrijven. Het boek begon er aanvankelijk mee. Maar plotseling was Hans uit bed verdwenen, midden in de nacht. Het moet anders, dacht hij ineens.”
Hans: „O ja, ik zat op de meest idiote tijden achter de typemachine. „Gaat het? Lukt het?” vroeg iedereen. Het is helemaal niet leuk om dan „nee” te moeten zeggen. Mensen feliciteerden me al toen ze hoorden dat ik het geschenk mocht schrijven. „Feliciteren?” zei ik. „Wacht eerst het resultaat maar eens af.” Nu ben ik erg blij met wat er ligt.”
Dubbelzinnig
”Vlammen” is een heel realistisch verhaal: alles wat erin staat, kan in het dagelijks leven gebeuren. Toch heeft het boek iets wat veel andere verhalen niet hebben. Het is allerminst alledaags, heeft iets raadselachtigs, suggestiefs haast. „Dat zit ’m in de taal”, zegt Hans. „Ik heb er een laagje onder willen leggen. Als je iets op een omzichtige manier zegt, ontstaat er sfeer. Ergens schrijf ik: „Ze hadden het in de stal gedaan, op een baal stro.” Die zin gaat gewoon over het geld dat Bo samen met z’n vriendin Rachelle heeft geteld, maar ik vind het leuk om zoiets dubbelzinnig te maken.”
Tien jaar terug stonden tijdens de Kinderboekenweek ook gedichten centraal, maar zorgde het motto ”Van rijm tot rap” voor een andere invulling. „In veel bibliotheken was het toen een enorm lawaai”, blikt Monique terug. „Zo’n beetje overal was een rapper ingehuurd.” Hans: „Poëzie klinkt toch wat sprookjesachtiger.” Monique: „En het is rijker.”
Geen vingertje
Hans Hagens oeuvre valt op door de verscheidenheid. Van boeken over het meisje Jubelientje voor beginnende lezers tot diverse verhalen die zich afspelen in verre landen; van historische jeugdromans (waaronder de trilogie ”De reis van Yarim”) voor oudere kinderen tot de jeugdroman ”Rec.Play” en gedichtenbundels.
„Over elk deel van ”De reis van Yarim” deed ik anderhalf jaar. Het is heerlijk om dan tussendoor aan een Jubelientje te werken”, vindt Hans Hagen. Niet dat zo’n boekje per definitie gemakkelijker is, haast hij zich te zeggen. „Het zijn kortere explosies, zou je kunnen zeggen. Een Jubelientjeverhaal luistert heel nauw. Het moet precies kloppen, anders is het een verhaal over zomaar een meisje en geen Jubelientje.”
Het levenslustige kind krijgt in de boekenreeks haast nooit een negatieve reactie. „Gaat er iets mis, dan doet iemand er nog een schepje bovenop, of geeft Jubelientjes oma er een draai aan”, aldus Hagen. „Neem bijvoorbeeld Jubelientje die in de supermarkt de appels een voor een gaat afwegen. Oma zegt dan iets als: O leuk! Doe je er ook één op m’n jas?” Het zoeken naar zo’n wending duurt lang, zegt Hagen. „Soms een hele dag.”
U moraliseert tussen de regels door?
„Ik wil alles positief oplossen, zonder vingertje. Maar in feite ben ik moraliserend bezig.”
Monique: „En er kan ook wel weer veel. Dat oma in de kelder de laatste restjes jenever opdrinkt en dan dronken raakt, kan niet iedereen waarderen.”
Grof taalgebruik komt in de boeken van Hans Hagen, opgegroeid in de Nederlandse hervormde kerk van ’s Graveland, echter zelden voor. „Wij praten simpelweg niet zo”, zegt Monique. „Tegen onze dochter zeiden we altijd: Je mag alleen vloeken als het heel erg is.”
Hans groeide als puber af van de kerk. „Toen ik 19, 20 was kregen we een heel strenge dominee.” „Dat z’n broer verongelukte, heeft ook meegewerkt”, voegt Monique toe. Hans: „Bij zijn begrafenis hield de dominee een heel strenge preek. Waar hebben m’n ouders dat aan verdiend, dacht ik.”
Christelijke waarden verwerkt Hans Hagen nog steeds in zijn verhalen. „Ook in ”Vlammen”. Bo wil zijn broer IJsbrandt ondanks alles niet verraden.” Het schrijversechtpaar is zich er echter niet van bewust dat ook God in hun pennenvruchten regelmatig aan bod komt.
Hans: „Is dat zo? Waar dan?” In een van de verhalen over Jubelientje bijvoorbeeld, waarin het meisje zich in een kerk verwondert over het orgelspel. „Ah”, zegt Hans, „dat speelt in de kerk van ’s Graveland. Er staat een Bätzorgel, heel oud.”
Jubelientje vraagt zich af of God het orgel bespeelt. En of Hij onzichtbaar is. Die kinderlijke manier van vragen -zonder dat er antwoorden komen- komt vaker voor in het werk van Hans Hagen. Yaqub vraagt zich in ”Verkocht” af of God alle biddende mensen, zo door elkaar, kan verstaan. En misschien nog wel belangrijker: Waarom luistert God wel naar de wrede Asnar, zijn baas, en niet naar zijn gebeden?
Essentiële vragen - die ook christenen kunnen hebben.
Hans: „Bij ons leven ze ook. Maar ze hoeven niet beantwoord te worden.”
Dat gebeurt dus ook niet in het gedicht ”Hemel” (”Van mij en van jou”, Hans en Monique Hagen):
„Is het hoog de hemel
ben je daar
ver weg
kun je mij nog zien
kun je horen wat ik zeg…”
Monique: „Het is toch helemaal niet erg om te zeggen: Ik weet het niet? Of geven ze in christelijke boeken wel altijd antwoord op zulke vragen?”
Hans: „Het is vriendelijker om alleen vragen te stellen. Ik hoef de waarheid niet boven tafel te halen; het zoeken naar een antwoord is de waarheid.”
Deze week hebben Hans en Monique een overvol programma. Ze maken een tour met muzikant Floor Minnaert, die van de gedichtenbundel ”Jij bent de liefste” een muzikaal luisterboek maakte. Door iets extra’s met poëzie te doen -bijvoorbeeld een dergelijke tour- komt poëzie dichter bij kinderen te staan, denken de Hagens.
Belangrijk is ook de rol van de ouders. Hans: „Mensen lezen zelf geen poëzie, hoe kun je dan van hun kinderen verwachten dat ze om poëzie gaan vragen?” Hoewel, misschien valt het nog mee, realiseert hij zich. „Ik werd vroeger ook niet voorgelezen. Op school wel trouwens: ”Engelandvaarders” van K. Norel bijvoorbeeld. En ”Alleen op de wereld”. Dat waren de mooiste uurtjes.”
Meer informatie: www.kinderboekenweek.nl.
Kunstig woordenspel
In ”Vlammen” komt Bo –zijn naam is gebaseerd op „een heel grappig ventje” uit Hagens kennissenkring– voor hete vuren te staan. Zijn broer IJsbrandt stopt hem een envelop met geld in handen en vraagt hem die te verbergen. Bo voelt zich er niet lekker bij, maar doet het wel. Hij is bang dat IJsbrandt het geld heeft gestolen en wil hem niet verraden.
Daardoor komt Bo zelf in moeilijkheden. Uiteindelijk lijkt het of híj schuldig is. Zeker als hijzelf –min of meer per ongeluk– ook iets doet wat niet door de beugel kan: hij ‘leent’ het pistool van z’n opa. Opmerkelijk is dat iets dergelijks gebeurt in ”De man met de rode jas”, een eerder werk van Hagen. Ook daar lijkt de hoofdpersoon medeplichtig aan iets wat buiten haar schuld ligt.
Omdat voor het Kinderboekenweekgeschenk een strakke deadline geldt, moest Hagen naar eigen zeggen in hoog tempo „wat dingen verzinnen” die het verhaal ruggengraat zouden geven. Inspiratie vond hij in een doos vol spullen van een overleden oom van zijn vrouw Monique. De doos zit vol met aantekeningen van deze geoloog, die onderzoek deed naar het oppervlak van de maan. De maan speelt dan ook een grote rol in het verhaal.
Daarnaast boetseerde Moniques oom beeldjes van klei, en dat is weer terug te vinden in Bo’s opa, die borstbeelden maakt. Ook het droevige verhaal over de Chinese klokkenmaker dat opa zijn kleinzoon vertelt, is afkomstig uit de doos. Een en ander resulteerde in ”Vlammen”, dat zich afspeelt in de omgeving van een boerderij waar de Hagens jarenlang woonden.
Het boekje is vooral een kunstig woordenspel. In rake bewoordingen weet Hagen bijvoorbeeld de beweeglijke Bo –hij heeft enorm veel moeite met poseren voor zijn opa– neer te zetten. Daarbij speelt hij op een soepele manier met de twee Bo’s die bestaan: de echte en de geboetseerde. Een citaat: „En vertrouw mijn handen maar: ineens kom je tevoorschijn.” „Haá lóó hó hóó!” gilde Bo, „ik ben er al hííí hóóóó.” Hij rende een rondje om de kruk, gleed uit. „Voorzichtig!” riep opa. „Straks gebeurt er een ongeluk en dan val je stuk.” „Sorry opa, het ging vanzelf. Ik vind het niet erg hoor, als mijn kop mislukt.”
Daarnaast is ”Vlammen” knap gecomponeerd. Het begint met een brand op de woonboot van opa en gaat dan vijf dagen terug in de tijd. Pas aan het slot van het boekje is duidelijk hoe het afloopt met Bo, die zijn opa uit de vlammen wil redden.
N.a.v. ”Vlammen”, door Hans Hagen, uitg. CPNB, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 5965 078 7; 96 blz. Tijdens de Kinderboekenweek krijgt iedereen die 10 euro of meer aan kinderboeken besteedt ”Vlammen” cadeau.