Verhouding Rome-Reformatie nader bekeken
Titel: ”Met beide benen op de grond. Balans van de verhouding Rome-Reformatie”
Auteur: Tymen van der Ploeg e.a. (red.)
Uitgeverij: Buijten en Schipperheijn Motief, Amsterdam, 2008, ICS-Cahier 48
ISBN 978 90 5881 376 3
Pagina’s: 107
Prijs: € 12,50.
Wanneer ik me bij het krieken van de dag overgeef aan enige lichamelijke ontspanning, trek ik regelmatig gelijk op met een volbloed rooms-katholiek, oud academisch docent filosofie. We kunnen van hart tot hart spreken over de diepste dingen, wat mij betreft soms meer dan met menig protestant, zelfs met gelijkgezinden mogelijk is. Hij leest De Reuver! Als zodanig herken ik de persoonlijke benadering van Rome en de Reformatie in een bundel van ICS -forum voor geloof, wetenschap en samenleving- die bij Buijten en Schipperheijn verscheen onder de titel ”Met beide benen op de grond”. Dan vallen bij verschillende auteurs in deze bundel ook namen van rooms-katholieke prominenten als die van dr. Everard de Jong, bisschop Simonis, Antoine Bodar, Henri Nouwen, in ieder geval mensen die staan voor de Grote Feiten van het christelijk geloof.
Dr. De Jong zegt op zijn beurt zich met veel protestanten die het geloof in de levende Jezus delen vaak dieper verbonden te weten „dan met mensen in mijn eigen kerk die in hun leven aan Hem voorbijgaan en meegaan met de secularisatietrends van onze tijd.” Hij kijkt met enige jaloezie naar de Christelijke Hogeschool Ede, Stichting De Hoop, naar een EO-Jongerendag en een protestantse Gliagg. Wel verlangt hij naar rooms-katholieke varianten daarvan, want nochtans noemt hij het katholieke geloof „voller.”
Verschillen
Dr. Govert Buijs (universitair docent sociale en politieke filosofie) pleit in deze bundel voor een Platform Moreel Beraad, waarop men zich gezamenlijk bezint op gemeenschappelijke vraagstukken in een „vereconomiserende en vertechniseerde samenleving” die vraagt om andere institutionele vormen dan in het vroegere kerk-staatschema gevat konden worden. Wel denkt Buijs dat zo’n debatgemeenschap interessanter wordt naarmate de verschillende deelnemers orthodoxer zijn. In ieder geval komen dan ook de verschillen eerlijker op tafel.
Die verschillen zijn ook vandaag nog steeds voluit aan de orde, bijvoorbeeld als het gaat om kerk en ambt, om liturgie en leer, zo blijkt. De bundel opent met een inzichtelijk artikel van Jelle Creemers, docent aan de Evangelisch Theologische Faculteit in Heverlee, over de historische achtergronden van de verschillen en van de huidige interkerkelijke betrekkingen op het niveau van het kerkelijk instituut.
Het grote geding lag altijd in de leer aangaande de rechtvaardiging. In 1999 zijn de Rooms-Katholieke Kerk en de Lutherse Wereldbond elkaar op dit punt nader gekomen in een gemeenschappelijke verklaring. Citaat: „Rechtvaardiging betekent dat Christus zelf onze rechtvaardigheid is, waarin wij delen door de heilige Geest volgens de wil van de Vader. Samen belijden wij: door genade alleen, in geloof in Christus’ reddende werk en niet omwille van enige verdienste van onze zijde, worden wij door God aanvaard en ontvangen wij de heilige Geest, die onze harten vernieuwt terwijl Hij ons toerust voor en oproept tot goede werken.” Nochtans zegt Creemer neen op de vraag of protestanten en rooms-katholieken nu precies hetzelfde geloven met betrekking tot de rechtvaardiging. Men mag de wederzijdse verkettering te boven zijn gekomen, er zijn echter uitdrukkelijk verschillen in interpretatie.
De kerk
Dr. Leen van Drimmelen en dr. Ad van der Helm zetten de verschillen aangaande de kerk nog eens helder op een rij. De rooms-katholieke Van der Helm komt tot de conclusie dat bij Rome „de episcopale kerkstructuur, die uiteindelijk geleid wordt door de bisschop van Rome als primaat van de katholieke kerk, de plaats van het priesterambt en de invulling van de viering van de zeven sacramenten geen voorwerp kunnen zijn van onderhandelingen.” Dat is eerlijke taal. En ook dr. René van Woudenberg (Vrije Universiteit) weet geen raad met „de paus als opvolger van Petrus, met Maria als ”de moeder Gods”, met de heiligen, met de biecht en met het vagevuur”; alle ervaringen op het persoonlijke vlak ten spijt en ondanks zijn heimwee naar een kerk die de landsgrenzen overstijgt.
Uit de negen artikelen, met een verschillend soortelijk gewicht, valt geen eenduidige lijn aan te geven. Soms wordt met spijt geconstateerd dat de oecumene in het slop zit, omdat kerken ieder in hun eigen hoekje kruipen en omdat in de loop der jaren zowel de Rooms-Katholieke Kerk als de Protestantse Kerk in Nederland „een sprong naar rechts” maakten. In ieder geval blijft Rome als het om de kerk en om de eucharistie gaat de puntjes op de i zetten, terwijl dat bij protestanten afhangt van hun identiteit. Bij een evangelisatieproject ”Intercity bestemming Pasen” bijvoorbeeld („lichtvoetig en zonder schaamte”), mede gestimuleerd door de Raad van Kerken, waren protestantse deelnemende kerken er snel uit, maar van de kant van ”Rome” bleef men hardnekkig vragen of (onder meer) wel recht werd gedaan aan „de werkelijkheid van de Opstanding.”
Vader Allah
Ten slotte ging bij mij even het licht uit bij het lezen van een interview met Jos van Oord (hij stond aan de wieg van de oecumene in Vathorst), die opbiecht dat hij in een dienst tot ”Vader Allah” sprak en met Kerst het ’kerstevangelie’ uit de Koran voorlas.
Samenvattend zeg ik van deze bundel: een mengeling van goudkorrels en stof.