Religieuze leiders India vrezen ontwrichting staat
Na nieuwe moorden, bomaanslagen en aanvallen op kerken en huizen in Orissa stelden hindoe- en christelijke leiders maandag dat „gedwongen bekeringen” de structuur van de Indiase samenleving aantasten. Dinsdag volgde opnieuw een golf van geweld.
Een christelijk echtpaar is de afgelopen week vermoord, huizen en kerken zijn in brand gestoken en bovendien waren er bomaanslagen bij opvangkampen voor christenen. Dinsdag vielen gewapende troepen drie dorpen in het district Kandhamal aan. Meer dan honderd huizen brandden af, een vrouw werd gedood en acht mensen raakten gewond.Tegen de achtergrond van het geweld dat de Oost-Indiase deelstaat Orissa de afgelopen maand in zijn greep hield, vergaderden maandag hindoe- en christelijke leiders over de toestand in het land. Volgens de krant Indian Express waarschuwden zij de bevolking om alert te zijn en zich niet te laten misleiden door politici die misbruik maken van de situatie.
De bijeengekomen leiders stelden dat „iemands religie de gevoelens van een ander niet mag kwetsen.” Gedwongen bekeringen zouden de structuur van de Indiase samenleving aantasten, en dus moeten mensen zich in dat opzicht terughoudend opstellen.
Dat laatste is gericht tegen protestantse pogingen tot evangelisatie, die in grote delen van India gelden als wetsovertreding. Mensen die tot het christendom overgaan, komen vaak uit de onderste lagen van het Indiase kastenstelsel. Wanneer ze christen worden, leren ze lezen en schrijven en als gevolg daarvan gaan ze naar een andere, betere plaats in de maatschappij streven. Dat wordt als een bedreiging en aantasting van de structuur van de samenleving ervaren.
De protestantse kerken die van evangelisatie en „gedwongen bekering” beschuldigd worden, waren overigens niet betrokken bij het overleg. De christenen werden vertegenwoordigd door de rooms-katholieke aartsbisschop Varkey Vithayathil en andere kerkleiders.
Volgens het All India Christian Council zijn er, sinds de uitbraak van de gewelddadigheden in Orissa op 24 augustus, zeker 57 mensen gedood. Verder zijn er meer dan 18.000 gewonden gevallen, meer dan 50.000 mensen dakloos geworden en ruim 4300 huizen, 150 kerken en 13 scholen verwoest.
Het geweld begon na de moord op de extremistische hindoeleider Laxmanananda Saraswati en vier van zijn volgelingen op 23 augustus. Maoïsten hebben de verantwoordelijkheid daarvoor opgeëist, maar de partijleden van Saraswati blijven plaatselijke christenen beschuldigen. Intussen heeft het geweld zich uitgebreid heeft over ten minste veertien districten in Orissa.