Voorbijtrekkende begrafenisstoet als middel tot bekering
Een voorbijtrekkende begrafenisstoet was het middel tot bekering voor ds. C. de Jonge. Hij kreeg de woorden: „Wat zal uw einde zijn?” In de hervormde kerk te Waarder had zaterdag een symposium plaats van het blad Oude Paden, dat zich ten doel stelt de kleine kerkgeschiedenis levend te houden.
Dr. H. Florijn hield een lezing over ds. C. de Jonge (1854-1945), oprichter van de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten. Het plotselinge sterven van een violist tijdens stukadoorswerkzaamheden maakte diepe indruk op De Jonge. Een voorbijtrekkende begrafenisstoet was voor hem het middel tot bekering. Hij kreeg de woorden: „Wat zal uw einde zijn?” Dat bracht hem in „de sigarenkerk”, een voormalige sigarenfabriek in Den Haag, waar hij diaken, later ouderling en oefenaar werd. Van oorsprong Nederlands Hervormd, ging hij over naar de kruisgemeenten en later naar de ledeboeriaanse gemeenten, de Gereformeerde Gemeenten, en van daar naar de Oud Gereformeerde Gemeenten en de Vrije OGG, om ten slotte in 1922 de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten op te richten. Zes gemeenten sloten zich daarbij aan en later nog eens vijf.„Een hervormde kruisdominee.” Zo typeerde J. P. Neven in zijn lezing ds. S. van Dorp (1880-1963). Zijn vriend, ds. W. L. Tukker, noemde Van Dorp „een man van eigen-aard.”
Ds. Van Dorp was afkomstig uit de kring van ds. Ledeboer. Hij diende de hervormde gemeenten te Zegveld (1906), Bodegraven (1910), Rotterdam (1917), Utrecht (1921) en Den Haag (1925). Volgens Neven was ds. Van Dorp „voluit hervormd en voluit gereformeerd.” Hij was bestuurslid van de GZB en schreef veel artikelen in het Gereformeerd Weekblad.
J. Mastenbroek hield op het symposium een lezing over ”De onbekende Kersten”.