Drie landen in Afrika mogen ivoor verkopen
Tot ontsteltenis van milieuorganisaties hebben drie Afrikaanse landen dinsdag van de VN-Conventie voor de internationale handel in bedreigde diersoorten (Cites) toestemming gekregen om eenmalig bijna 55 ton olifantenivoor van de hand te doen.
Een tweederde meerderheid van de 160 deelnemende landen ging akkoord met de ivoorverkoop door Botswana, Namibië en Zuid-Afrika. Het besluit moet vrijdag op de slotzitting van de Cites-conferentie in de Chileense hoofdstad Santiago nog formeel worden bekrachtigd. Zambia en Zimbabwe krijgen geen toestemming, omdat zij niet hebben aangetoond dat zij hun olifantenkuddes afdoende kunnen beschermen tegen stropers.
De verkoop van de voorraad slagtanden zal naar verwachting 5 miljoen euro opbrengen. De handel in ivoor is sinds 1989 over de hele wereld verboden. Het verbod werd ingesteld nadat de olifantenstand in Afrika door toedoen van stropers was geslonken van 1,3 miljoen tot 600.000 dieren. Door beschermende maatregelen heeft het aantal olifanten zich in sommige landen hersteld, soms zo sterk, dat er nu meer olifanten zijn dan hun nationale parken aankunnen.
De Zuid-Afrikaanse minister van Milieu, Vallie Moosa, noemde de stemming een enorm succes voor het duurzame beleid van zijn land. Met de opbrengst van de opgebouwde voorraad ivoor zouden verdere beschermingsmaatregelen kunnen worden betaald. Andere Afrikaanse landen waarschuwen echter dat het fenomeen stroperij weer de kop kan opsteken.
Milieugroepen zeggen dat het toestaan van ivoorhandel, ook al is het eenmalig, de verkeerde boodschap uitzendt. „Het is zonneklaar dat wanneer de handel in ivoor is toegestaan, de handel toeneemt”, zei Ben White van het Animal Welfare Institute, een Amerikaanse milieugroep.