Ploegen tussen het asfalt
Soms veranderen vijanden in vrienden. Boeren in China ervaren dat, nu de overheid hen helpt hun akkers te bebouwen. Ook in China is de productie van goedkoop voedsel immers in gevaar, en dat vraagt om boervriendelijk beleid. Tegelijkertijd duiken er nieuwe vijanden op. In Dao bijvoorbeeld, een dorp in het uiterste zuiden van de provincie Sichuan. Met een zaai- en pootpremie op zak moeten de boertjes er ruimte maken voor het asfalt van een nieuwe autoweg.
Yang Hou Quan (77) en zijn vrouw Zhang Zhen (75) wonen in Dao, een boerendorp in het uiterste zuiden van de Chinese provincie Sichuan. Om er te komen kost het je een busrit van zes uur vanuit de provinciehoofdstad Chengdu -afgezien van de twee plasstops een non-stop rit- en dan nog eens een kleine twee uur per taxi vanuit het stadje Gaoxian.Dao is omgeven door weelderig groene akkers, en oogstrelende rijstvelden, die in terrasvorm tegen de heuvels aanliggen. De omgeving straalt een en al knusheid uit, met rondscharrelende kippen en groepjes eenden die lebberend door de rijstvelden struinen. En tussen al dat groen hier en daar ietwat vervallen boerderijtjes, waaronder die van Yang en zijn vrouw. Drie gezinnen wonen er in de boerenwoning, die als een grote U een binnenplaats markeert. In de ene poot woont Yangs jongste zoon Yang Kai Xiong (45) met zijn vrouw; in de andere een gezin dat niet tot de familie behoort. Het middengedeelte is voor de oude Yang en zijn echtgenoot.
Zorgelijk
Toch is de vitaliteit die al dat groen suggereert maar schijn. Rondom Gaoxian is het platteland -een misplaatste term in dit bergachtige gebied- eerder een zinkend schip, alleen loopt dit schip niet vol, maar leeg. Steeds meer jongeren houden de boerderij van hun ouders voor gezien, en vertrekken naar de stad -naar Gaoxian of Yibin- om er werk te zoeken en te wonen. Contant geld willen ze, en daarvoor moet je niet tussen de boeren blijven. Al die akkers en velden vormen een grote, rijkelijk gevulde voorraadkast, waaruit de boeren van Dao direct kunnen putten. Wie tegen een boerenkind in Dao zou zeggen dat eieren uit de winkel komen en vlees van de slager, wordt voor gek versleten. En wat gisteren nog tussen je benen doorliep of onder de keukentafel scharrelde, ligt vandaag in mootjes gehakt op je bord. Daar komt geen op- of verkoper aan te pas.
De meeste boertjes zijn hier dus producent en consument onder een en dezelfde pet. Het gevolg is dat ze niet of bijna niet profiteren van de sterk gestegen prijzen voor rijst, mais en andere graanproducten. De vleesprijs, en dan vooral die van varkensvlees, is vergeleken met die van vorig jaar verdubbeld. Toch is de vleesproductie hier nog nauwelijks van de grond gekomen, of het moesten de twee biggen zijn die in de boerenwoning naast het slaapvertrek voor centrale verwarming zorgen. „Boeren zijn zo verknocht aan hun voorraden”, legt Kai Xiong uit, „dat ze niet gemakkelijk iets van hun oogst doorverkopen.” Het is de herinnering aan misoogsten, met alle misère van dien, die veel boeren parten speelt en hen tot onverbeterlijke hamsteraars heeft gemaakt.
Zonder contant geld ook geen machines, dus de bewerking van het land -van ploegen, zaaien en maaien tot oogsten- gebeurt met de hand. Op één ontwikkeling hebben deze zelfvoorzienende boeren geen antwoord, en dat is het duurder worden van pesticiden, dit jaar zelfs met 30 procent. Dat is zorgelijk, omdat het om een van de weinige producten gaat die ze wel met geld moeten aanschaffen.
Land in bruikleen
Intussen houden vertrokken jongeren wel vast aan het hun ooit toegewezen stuk akkerland. In China is al het land van de staat, en die geeft het als het ware in bruikleen aan de bevolking. Dat gebeurt volgens een strak verdeelsysteem: 200 vierkante meter per persoon. Het totale areaal dat een familie op die manier bijeen heeft vergaard, kan verder uitdijen -bij gezinsuitbreiding- of krimpen bij een sterfgeval. Bij verhuizing naar de stad verandert er niets, en dat willen de jongeren graag zo houden. Ze laten het bewerken, zaaien en oogsten over aan familieleden of vrienden, of ze komen er tijdelijk zelf voor terug.
Kai Xiong glimlacht verlegen als hem wordt gevraagd waarom hij op de boerderij is gebleven. Hij zegt lichamelijk niet sterk genoeg te zijn om bijvoorbeeld als bouwvakker in de stad aan de slag te gaan. Verder voelt hij zich verantwoordelijk voor zijn ouders. „Maar ik schnabbel hier ook wel wat bij hoor”, laat hij weten. „Als er ergens wat gebouwd moet worden, doe ik vaak het metselwerk, daar ben ik goed in, en het levert me een extraatje op van 40 yuan per dag.” Kai Xiong zegt zich zorgen te maken over de voedselproductie in China, nu de leegloop van het platteland door blijft gaan. De staat is het met hem eens, en heeft inmiddels de nodige maatregelen genomen. Zo krijgen boeren een premie -90 yuan per persoon- als ze hun akkers inzaaien en niet laten overwoekeren door onkruid. Ook het houden van varkens wordt beloond met een premie. „Nog niet zo lang geleden waren de boeren de melkkoeien van de staat”, zegt Kai Xiong. „Ze betaalden belasting en moesten ook nog eens een deel van hun oogst afstaan. Die maatregelen zijn inmiddels teruggedraaid. We tellen weer wat meer mee als burgers van China.”
Vooral zijn oude vader is daar blij om. Zozeer zelfs dat hij een grote fan is geworden van de huidige Chinese president Hu Jintao. Dat is wel eens anders geweest. Yang Hou Quan had als zoon van een rijke grootgrondbezitter zwaar te lijden onder de communistische heerschappij ten tijde van Mao Zedong. Jarenlang werd hij vanwege zijn afkomst gewantrouwd en geminacht. Het heeft zijn karakter bepaald, weet zoon Kai Xiong. „Vader gelooft nergens meer in, en vertrouwt niemand meer; daar heeft hij te veel voor meegemaakt”. Eind jaren 40 van de vorige eeuw was hij vast van plan om over te lopen naar Mao’s rivalen, de nationalisten van Chang Kai Shek (wiens nazaten nu op Taiwan zitten), maar een vriend haalde hem over om te blijven. Vele jaren heeft hij daar spijt van gehad.
Waaiers
Van enige rancune jegens de communisten is op het eerste gezicht nu niets meer te bespeuren bij de oude Yang. Sabbelend op zijn pijp van bijna een halve meter lengte geniet hij zichtbaar van het boerenwerk dat rondom hem doorgaat. En dan is er nog zijn grote hobby: waaiers maken van bamboestengels. Vele tientallen heeft hij er al gemaakt, en stuk voor stuk zijn ze uitgevoerd met een tekst die verwijst naar een actuele gebeurtenis. Zo weefde hij deze zomer ”Olympische Spelen” in iedere waaier, en omdat president Hu Jintao opkomt voor de belangen van de boeren zijn tal van waaiers met zijn naam versierd.
Hoelang zal de oude Yang fan blijven van de machthebbers in Peking? Die vraag is op zijn plaats omdat er vanuit een heel andere hoek nieuwe bedreigingen afkomen op de boeren van Dao.
Als een boodschapper van slechte tijding stond hij vorig jaar op de stoep: de landmeter. Hij kwam het traject opmeten voor de geplande autoweg die de stad Gaoxian met Yibin moet gaan verbinden. Niet langs of bij, maar dwars door de rijstvelden van de Yangs moet hij gaan. Hoeveel compensatie ze voor die dikke laag asfalt gaan krijgen? We weten nog van niets, zegt Kai Xiong. Hij voegt eraan toe dat ze de landmeter flink onder druk hebben gezet om de omvang van de schade groter te laten zijn dan in werkelijkheid. „Dat scheelt weer wat compensatie”, grijnst hij.
Het is typerend voor de opstelling van de boeren hier, zegt Kai. „We laten ons niet meer door de autoriteiten afschepen met een zakcentje.” Ben je hiernaartoe over die stukken weggeslagen asfalt gekomen? vraagt hij. „Dat is een ander voorbeeld van onze veranderde opstelling.” Hij vertelt dat de autoriteiten geregeld aankloppen met het verzoek een stuk weg te repareren dat dwars door de landerijen gaat. Als we daar niet voldoende voor betaald krijgen, weigeren we dat te doen.”
Hoe assertief de boeren van Dao zijn, is te merken aan de grote stukken slecht wegdek waarmee vertrekkende bezoekers van het dorp worden geconfronteerd. En zodoende zijn de Yangs enkele kilometers buiten het dorp nog tastbaar aanwezig op het moment dat de taxi slalommend en hotsebotsend over de weg kruipt.
„Hoe doen jullie dat zonder geboortebeperking?”
China is groot geworden dankzij het opengooien van de grenzen en de opbouw van een internationaal georiënteerde economie. Maar in Gaoxian, een stadje in het zuiden van de provincie Sichuan, domineert nog de schuwheid jegens westerlingen. „Gegevens van een buitenlands paspoort noteren? Nee, dank u.”
Het stadje ligt te midden van velden met rijst en andere gewassen, maar een agrarische school? Nee, die heeft men er niet. Juist nu zo veel boerenzonen en -dochters naar de stad trekken, zou zo’n opleiding kunnen helpen het platteland uit het slop te halen. Zo niet in Gaoxian, het 70.000 zielen tellende stadje in het zuiden van Sichuan, waar it-bedrijven en waterstaatkundige bureaus voor de meeste werkgelegenheid zorgen.
De afwezigheid van een ’landbouwschool’ typeert de grote afstand die er bestaat tussen de stedelijke burgers en de boerenbevolking rondom. Geminachte vreemdelingen zijn het, onbeschaafde rakkers.
In Gaoxian zijn de burgers überhaupt niet gesteld op buitenstaanders. Niet zozeer omdat ze hen niet mogen, maar omdat je via hen problemen kunt krijgen met de politie. Zo weigerde een hoteleigenaar pertinent gegevens van een buitenlands paspoort te noteren, omdat dit hem, zo liet hij weten, in een lastig parket kon brengen.
Toch wint nieuwsgierigheid het bij velen van de afstand. Op straat worden blanke westerlingen nagestaard totdat ze uit het zicht zijn verdwenen. En tijdens een praatje willen de inwoners van Gaoxian werkelijk alles over Nederland weten.
„Dus jullie hebben géén geboortebeperkingsbeleid?” Een leraar aardrijkskunde, tevens lid van de Communistische Partij, heeft zojuist in het aardrijkskundeboek dat hij op school gebruikt het stukje over ”Nederland” opgezocht, maar vergeet van verbazing verder te lezen. „Hoe kan zo’n klein land overleven zonder geboortebeperking?” In zijn lesboek wordt Nederland in één zin genoemd met stereotiepe zaken als tulpen, windmolens en dijken. Alleen de vermelding van Rembrandt brengt het thema Nederland als het ware even boven zeeniveau.
Voor westerlingen is het centrale stadsplein-bij-avond de grote verrassing die Gaoxian in petto heeft. Zodra het begint te schemeren, stroomt het plein vol met ouders met kinderen, echtparen en jongens en meiden. Terwijl uit twee luidsprekers muziek schalt, oefenen paren er hun danspasjes. Een andere groep is bezig met tai chi-oefeningen. Kinderen rijden er op skelters of doen een potje tennis of elastiek springen. Jongeren spelen handbal. Een spelende en dansende menigte op doordeweekse avonden, het doet bijna surrealistisch aan.
Elders in de stad is het niet anders. Rijen pingpongtafels moeten de jeugd bezighouden, en langs de rivieroever slenteren honderden mensen over de boulevard, die vanwege de tafeltjes en parasollen nog het meest aan de Scheveningse boulevard doet denken.
Alsof er geen televisie of computers bestaan. Nu is voor de tv hangen, zoals Nederlanders ’s avonds plegen te doen, hier nauwelijks een optie, omdat de zenders door de staat gecontroleerd en gevuld worden, en dat levert doorgaans tamelijk saaie programma’s op. Verder wonen de meeste mensen in kleine flatwoningen, en dat is met de relatief hoge temperaturen tot laat in de avond niet echt een pretje.
Ver buiten de stad, in de boerenwoningen, zijn de lichten alweer uitgegaan of spelen buren er voor de zoveelste keer die avond een potje majong - het favoriete tijdverdrijf van de bewoners daar.