OM adviseert herzieningsverzoek Bouterse af te wijzen
Advocaat-generaal N. Jörg van het openbaar ministerie (OM) heeft de Hoge Raad dinsdag geadviseerd het herzieningsverzoek van Desi Bouterse in de zogenoemde Stellendam-zaak, af te wijzen. Er is in het verzoek geen nieuw bewijs gepresenteerd, meent hij. Daarom kan de zaak niet worden heropend.
Het gerechtshof in Den Haag veroordeelde de vroegere Surinaamse legerleider in 2000 tot elf jaar cel wegens zijn betrokkenheid bij cocaïnesmokkel. Het hof vond bewezen dat Bouterse zich had ingelaten met de smokkel van 474 kilo cocaïne van Suriname naar Stellendam in 1997. Hetzelfde hof sprak hem toen wel vrij van vijf andere vermeende drugstransporten.
De advocaat van Bouterse, A. Moszkowicz, diende in maart van dit jaar het herzieningsverzoek in. Hij wil opnieuw getuigen horen. Deze verhoren kunnen het bewijs tegen Bouterse dermate ondergraven dat het drugsproces opnieuw moet worden gedaan, meent de raadsman.
Cruciaal voor het bewijs waren de verklaringen van ’kroongetuige’ P. van L., een Belg die eveneens bij het transport betrokken was. Hij kreeg in ruil voor belastende verklaringen tegen Bouterse, strafvermindering. In mei 2000 schond Van L. de afspraken met justitie door niet terug te keren van een dag verlof.
Een aantal betrokkenen heeft inmiddels betoogd dat Van L. heeft gelogen over de rol van Bouterse bij het cocaïnetransport. De voornaamste onder hen is M.G… Hij heeft van Van L. zelf gehoord dat hij het belastende verhaal rond de vroegere machthebber van Suriname had verzonnen. Dit met het oog op strafvermindering. De rechtbank in Rotterdam heeft G. onlangs zelf veroordeeld in de Stellendam-zaak.
Jörg stelt in zijn conclusie aan de Hoge Raad dat de door Moszkowicz aangevoerde nieuwe verklaring van G. op het cruciale punt, de betrokkenheid van Bouterse bij het cocaïnetransport, niets inhoudt. Hij vindt dat de opgevoerde getuigenis niet overtuigend is, omdat die er op is gericht om de rol van G. zelf te bagatelliseren.
Ook kunnen de verklaringen van twee andere getuigen over Van L. niet tot heropening van de zaak leiden, vindt Jörg. Deze zijn in zijn ogen niet gebaseerd op feiten maar op kwalificaties, zoals ’fantast en leugenaar’. Ook is de vermeende leugenachtigheid van Van L. als kroongetuige al uitgebreid bij het hof in Den Haag aan bod geweest. Het is nog niet duidelijk wanneer de Hoge Raad een beslissing over het herzieningsverzoek neemt.