Opinie

In België groeit de antipolitiek

Vlamingen en Franstaligen in België zijn onverzoenlijk. De knoop lijkt onontwarbaar. Maandag stapte een vooraanstaande Vlaamse minister op: een nieuw dieptepunt in de politieke en bestuurlijke crisis. Geert van Istendael analyseert de situatie.

26 September 2008 11:02Gewijzigd op 14 November 2020 06:26
„Het is niet de eerste vermoeiende crisis die België doormaakt. Deze crisis zal echter meer dan ooit die oude Belgische steenpuist laten rijpen: de antipolitiek.” Foto: de zaal van het Vlaamse –niet het Belgische– parlement. Foto EPA
„Het is niet de eerste vermoeiende crisis die België doormaakt. Deze crisis zal echter meer dan ooit die oude Belgische steenpuist laten rijpen: de antipolitiek.” Foto: de zaal van het Vlaamse –niet het Belgische– parlement. Foto EPA

Wat is er toch aan de hand in Belgenland? Die vraag krijg ik vaak te horen van bezorgde buitenlanders. Wij, Belgen, stellen elkaar precies dezelfde vraag, elke dag.De Vlaamse christendemocraten van CD&V wonnen de federale verkiezingen van 10 juni 2007 met de kreet: ”Goed bestuur!” Wat we kregen was: geen bestuur. De regeringsvorming bleef aanslepen, maandenlang.

Toen het land dan eindelijk toch een regering had, zag de burger weinig veranderen. De olieprijs explodeerde, wereldwijd kelderden de beurskoersen, de begroting vertoonde een tekort, maar onze regering dobberde stuurloos voort.

Het is de schuld van dat altijddurende gekijf tussen Vlamingen en Franstaligen, schreven gezaghebbende journalisten. Laten we toch eerst onze prangende sociale en economische problemen oplossen.

De zaak is dat je het ene moeilijk kunt losmaken van het andere. Eén voorbeeld uit vele: de Vlamingen willen dat ze zelf het arbeidsmarktbeleid mogen bepalen. Als dat geen onderdeel is van economisch beleid, wat dan wel? Maar het is net zo goed een twistpunt tussen Vlamingen en Franstaligen. De twee zijn altijd met elkaar verknoopt. Zit de ene knoop vast, dan de andere ook.

Halle-Vilvoorde
De knoop van de taalstrijd lijkt deze keer onontwarbaar te zijn. Buiten de kring van politici en politieke journalisten vind je nauwelijks een Belg die nog snapt waar het allemaal over gaat.

De Vlaamse partijen eisen dat het Vlaamse gebied dat het tweetalige Brussel omringt administratief loskomt van de hoofdstad. Het moet worden gesplitst in tweetalig Brussel aan de ene kant, Nederlandstalig Halle-Vilvoorde aan de andere kant.

Maar niets is wat het lijkt. In Halle-Vilvoorde wonen tienduizenden Franstaligen. In zes gemeenten net buiten Brussel kunnen zij taalrechten laten gelden, in het jargon faciliteiten. Die faciliteiten werden meer dan veertig jaar geleden toegekend aan Franstalige minderheden. In vier van de zes gemeenten hebben de Franstaligen intussen de meerderheid, in een paar halen ze zelfs 80 procent. Dus zeggen de Franstalige partijen: nee, je moet die zes gemeenten juist volledig bij tweetalig Brussel voegen. Het probleem ”BHV”, zoals wij het noemen, lijkt dus onoplosbaar.

Boerentaaltje
Waarom zijn de Vlamingen niet realistischer? Tachtig procent Franstaligen, dat is toch niet niks. Nee, maar hoe kon het zover komen? Nog niet zo lang geleden spraken de mensen in die dorpen onder de rook van Brussel gewoon Nederlands. De Franstaligen uit Brussel trokken naar het landelijke randgebied van de hoofdstad en begonnen daar fraaie villa’s te bouwen. Ze peinsden er niet over om het in hun ogen achterlijke boerentaaltje van hun lompe Vlaamse buren te leren. Ze drongen hun het Frans op. Dat was (en is in zekere mate nog steeds, zij het veel minder dan vroeger) hun idee van vrijheid: ik spreek overal Frans en de ander, nou, die moet er maar voor zorgen dat hij zich aanpast. Uiteraard zeggen de Vlaamse partijen daarop: Nee, dat slikken wij niet langer.

En dan wordt zo’n dorp ineens een symbool. Voor de Vlamingen is het een symbool van historische vernedering, voor de Franstaligen is het een symbool van miskende vrijheid. Over symbolen onderhandel je niet. Maar in een tweetalig land als België móét je onderhandelen, voortdurend onderhandelen, anders barst het land.

Dat de standpunten zo onverzoenlijk tegenover elkaar staan, komt gedeeltelijk doordat de politici die ze verdedigen elkaar aanvankelijk niet goed kenden. Na twee paarse regeringen kwamen de christendemocraten opnieuw aan de macht, maar hun nieuwe leiders hadden geen ervaring met coalities.

Vijf minuten
Ten tweede zochten ze een nieuw profiel. Ze wilden voortaan vooral stevig Vlaams zijn.

Dat laatste is geen toeval. Om de verkiezingen te winnen, had CD&V een kartel gevormd met een kleine partij van keiharde Vlaamse nationalisten, de Nieuw-Vlaamse Alliantie. De Alliantie wil geen beter federalisme in België, ze wil een onafhankelijke republiek Vlaanderen. Het lijkt er sterk op dat onder haar invloed de christendemocraten steeds radicalere Vlaamse ideeën begonnen te koesteren. Ze vergaten dat je om die ideeën te realiseren altijd moet gaan praten met de Franstaligen. Nee, riepen ze, vijf minuten politieke moed volstaan om BHV te splitsen en nauwelijks meer tijd om de Belgische staat te hervormen volgens de wensen van de Vlamingen.

Het is in België nooit zo gegaan, nooit. Alle taalwetten en alle staatshervormingen werden altijd goedgekeurd door Vlamingen én Franstaligen samen, meestal pas na maanden moeizaam palaver.

Steenpuist
En nu is het vastgelopen. De Alliantie wil, volgens oud gebruik in het Vlaamse nationalisme, haar politieke zuiverheid bewaren. CD&V wil vooral de macht behouden. Dus onderhandelen met de Franstaligen. Dus compromissen sluiten. Daarop is niet België, maar het kartel gebarsten.

Het is niet de eerste vermoeiende crisis die mijn land doormaakt. Van 1972 tot 1981 hadden we elf regeringen. Daaruit kwam het federale België tevoorschijn. Ik vrees echter dat deze crisis meer dan ooit die oude Belgische steenpuist laat rijpen: de antipolitiek.

De auteur is een Belgische schrijver.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer