Dat is de indruk waarmee dr. L. Koffeman, oecumene-functionaris van de Samen-op-Wegkerken is teruggekeerd van een bezoek aan Pakistan. Hij maakte deel uit van een zeskoppige delegatie van de Wereldraad van Kerken die het Aziatische land in de afgelopen week bezocht.

Sinds de militaire actie in het buurland hebben kerken en christelijke instellingen in Pakistan te maken met een reeks aanslagen. Die zijn vermoedelijk het werk van moslimextremisten. Veel Pakistaanse moslims zien de Amerikaanse strijd tegen het terrorisme als een „moderne kruistocht tegen de islam” en de christelijke minderheid als handlanger van het Westen, zei Koffeman dinsdag. „Alsjeblieft geen oorlog in Irak”, is zijn boodschap.

Van de 140 miljoen Pakistanen is 3 tot 5 procent christen. Vooral onder christenen op het platteland leeft de angst „dat er maar iets hoeft te gebeuren, en het zou wel eens veel erger mis kunnen gaan”, aldus Koffeman. De belangrijkste bron van informatie voor de Pakistaanse moslims, van wie de helft ongeletterd is, zijn de voorgangers in de moskeeën. „En die zijn bepaald niet misselijk over het Westen en impliciet of expliciet over de christenen.”

De Pakistaanse christenen kampen ook met discriminerende grondwettelijke bepalingen en wetten. De islam is staatsgodsdienst, de president moet een moslim zijn en de koran en de soenna zijn de basis van de wetgeving. De wet op de godslastering verbindt de doodstraf aan belediging van de profeet Mohammed.

De corrupte en bevooroordeelde rechtspraak maakt het volgens Koffeman voor christenen moeilijk om hun recht te halen. De kerkelijke hulporganisatie Kerkinactie moet dan ook voorrang geven aan rechtshulp bij haar steun aan Pakistaanse kerken en christelijke organisaties, vindt hij. Kerkinactie heeft voor volgend jaar 365.000 euro toegezegd voor het werk van partnerorganisaties in Pakistan, ongeveer evenveel als dit jaar. Koffeman wil ook met de Pakistaanse ambassadeur in Nederland in gesprek over zijn bevindingen.