Japanse rechter vaag over discriminatie
Discriminatie moet worden verboden, maar de overheid draagt geen verantwoordelijkheid voor het tegengaan ervan. Dat was de verwarrende boodschap in de uitspraak van een rechter in de Japanse stad Sapporo maandag.
De rechter oordeelde over een heetwaterkuuroord dat geen buitenlands ogende klanten toeliet. Het gebeurt zelden dat een Japans gerechtshof een oordeel geeft over rassendiscriminatie. Het land heeft er immers geen wetten tegen.
Heetwaterbaden zijn belangrijk in de Japanse samenleving. Het land telt 2300 heetwaterbronnen met tienduizenden kuuroorden. Regels voor een bezoek aan een heetwaterbad zijn simpel, maar streng: goed wassen voor je het bad in gaat en geen overlast veroorzaken bij de andere gasten die tegelijkertijd gebruikmaken van hetzelfde bad.
In de Noord-Japanse stad Otaru waren die regels duidelijk onbekend bij de vele Russische zeelieden die gebruikmaakten van de heetwaterbaden. Volgens eigenaars van de kuuroorden in de stad zorgden de zeelieden voor zo veel problemen, dat een toenemend aantal Japanse klanten liever thuisbleef. Verscheidene kuuroorden in de stad besloten daarop enkel nog Japanners toe te laten.
Voor de Duitser Olaf Karthaus en twee Amerikanen, Dave Aldwinckle en Ken Sutherland, kwam het verbod als een grote schok toen zij in 1999 het kuuroord Yunohana bezochten, Karthaus onafhankelijk van de anderen. Alledrie wonen al jaren in Japan, spreken vloeiend Japans en hebben zich volledig aangepast aan de Japanse gedragsregels.
De schok werd nog groter toen Dave Aldwinckle, inmiddels met de Japanse nationaliteit en met de genaturaliseerde naam Arudo Debito, in december 2001 wederom niet werd toegelaten tot Yunohana. Arudo toonde zelfs zijn rijbewijs om te laten zien dat hij wel degelijk Japanner was. Maar personeel van Yunohana zei dat hun Japanse klanten dat niet zouden weten, omdat hij er „buitenlands uitzag.” Volgens die gedachtegang, zo realiseerde Arudo zich, waren zijn in Japan geboren en getogen kinderen ook niet Japans. Ze leken immers net zo veel op hem als op zijn Japanse echtgenote.
Op 1 februari 2001 spanden de drie een rechtszaak aan tegen het bedrijf Earthcure, eigenaar van Yunohana. „We besloten de rechtszaak aan te spannen omdat het kuuroord vanaf het begin onvoorwaardelijk heeft geweigerd mensen toe te laten vanwege hun (buitenlands) gezicht, niet vanwege hun gedrag, en omdat ze altijd hebben geweigerd de gesprekken bij te wonen waar we probeerden de problemen op te lossen.”
Ook tegen de gemeente Otaru werden eisen ingediend. „Dat de gemeente Otaru nalaat op te treden tegen Yunohana en andere voorvallen van discriminatie is volgens ons in strijd met het VN-verdrag tegen rassendiscriminatie.” Japan ondertekende het verdrag in november 1995.
Als snel bleek dat er ook veel Japanners waren die het niet eens waren met de ”Japanese Only”-borden van de kuuroorden. De drie ontvingen vele honderden steunbetuigingen van Japanners. Zelfs Arudo’s conservatieve Japanse schoonvader stond hem bij. Maar Arudo ontving ook een angstaanjagende brief waarin zijn kinderen met de dood werden bedreigd.
Japanse media volgden de gevoelige zaak met veel belangstelling en verbluffende onpartijdigheid. En soms ook met humor. De regionale krant Hokkaido Shinbun toonde in januari 2000 een spotprent van een zwaar opgemaakte jonge Japanse vrouw, die haar paspoort toont bij de ingang van een kuuroord.
Maandag waren de verwachtingen dan ook hooggespannen. De uitspraak van de rechter bleek nogal tweeslachtig. De rechtbank verplichtte Yunohara weliswaar 3 miljoen yen (zo’n 25.000 euro) aan schadevergoeding te betalen aan Arudo, Karthaus en Sutherland, maar zag geen noodzaak voor verontschuldigingen en wettelijke maatregelen tegen discriminatie.
Volgens rechter Sakai was Yunohana schuldig omdat „het niet toelaten van allochtonen (…) een vorm is van rassendiscriminatie. En het niet toestaan dat mensen zich wassen, overschrijdt de grens van geoorloofd gedrag in onze maatschappij.” Sakai noemt het „redeloze discriminatie.”
Die term wekt verwarring, want het klinkt alsof er ook redelijke discriminatie is. En, vraagt een enigszins teleurgestelde Arudo zich af, „waar ligt die grens van geoorloofd gedrag? Dat is helemaal niet duidelijk in deze uitspraak.”
De grootste teleurstelling voor de drie ligt in de vrijwaring van verantwoordelijkheid voor de gemeente Otaru. Rechter Sakai noemt Otaru’s gebrek aan actie tegen de discriminerende bedrijven niet onwettig. „Het verdrag geeft de stad geen wettelijke verplichtingen om discriminatie te verbieden.”
Arudo: „Volgens het verdrag is Japan verplicht discriminatie te bestrijden, maar volgens deze uitspraak hoeft de overheid geen concrete maatregelen te nemen. Dat is dubbelspraak. We zijn blij dat een rechtbank heeft besloten dat rassendiscriminatie niet goed is, maar we vragen ons af welke invloed deze uitspraak zal hebben op andere gevallen van discriminatie.”
Advocaat Ito valt Arudo bij: „De uitspraak verdient lof omdat Earthcure wordt verplicht schadevergoeding te betalen, maar we zijn zwaar teleurgesteld omdat de rechtbank de gemeente Otaru niet verantwoordelijk vindt.”
Ironisch genoeg promoot Otaru zichzelf als een „internationale stad.” Japan heeft nog een lange weg te gaan in zijn zoektocht naar ware internationalisatie.