Kerk & religie

Devotie in de eredienst

Kijken we er gekwalificeerde woordenboeken op na dan krijgen we ”devotie” uitgelegd als vroomheid, godsvrucht, verering en één keer als innige verering. Bij het laatste wordt dan bij wijze van voorbeeld gewezen op Mariadevotie, op het bidden van de kruisweg en op andere devoties uit de rooms-katholieke traditie, die overigens voor een deel in onbruik zijn geraakt.

D. Koole
25 September 2008 10:08Gewijzigd op 14 November 2020 06:26
Bidkapelletje bij de ingang van de Mariakerk in Apeldoorn. Foto RD, Henk Visscher
Bidkapelletje bij de ingang van de Mariakerk in Apeldoorn. Foto RD, Henk Visscher

Eredienst. Een van de woorden waarmee de samenkomsten van de christelijke gemeente worden aangeduid. We spreken doorgaans van dienst, kerkdienst en bij samenkomsten in meer deftige zin van godsdienstoefening. Bij het woord eredienst ligt de nadruk op het element van de aanbidding van God in lofzegging, gebed, verkondiging en bediening van de sacramenten.Allemaal elementen die onderdelen vormen van de samenkomsten van de gemeenten zoals we die in het gereformeerde protestantisme kennen en zoals we die elke zondag ervaren. Op een wijze en in een sfeer, waarvan ik persoonlijk vind dat echte devotie er dikwijls aan ontbreekt. Was dat vroeger anders?

Gekwetter
In Amsterdam, begin jaren vijftig, was ik bevriend met een collega, die na een bijna voltooide priesteropleiding uiteindelijk voor een seculiere loopbaan had gekozen. Tijdens zijn studie was hij, na nog een boeteklooster te hebben aangedaan, tot de conclusie gekomen dat hij niet in alles met de geloofsleer meekon. Hij bleef, hoeveel twijfels hem ook eigen waren, wel een vroom mens. Hij worstelde met de godsvraag en bleef daarop naar een antwoord zoeken. Hij heeft mij wegwijs gemaakt in de rooms-katholieke geloofsleer.

Op basis van wederkerigheid heeft hij mij dikwijls vergezeld naar de Lauriergrachtkerk, onder de prediking van wijlen ds. Johan Prins, die hij zeer waardeerde. Vaak bezochten we avonddiensten waarin vermaarde predikanten als Buskes en Overduin voorgingen. Bij alles wat hem daarin aangenaam trof, had hij vaak als (bescheiden geformuleerde) aanmerking dat het geheel van de erediensten in zijn gevoel zo weinig gewijd van karakter was en dat uiterlijk gezien de kerkgangers in de beleving en het ondergaan van de liturgische onderdelen maar zo weinig devotie uitstraalden.

Uit de mond van iemand uit de rooms-katholieke traditie klonk dat niet onbegrijpelijk. De inrichting van reformatorische erediensten contrasteerde en contrasteert nog altijd sterk met het sacrale karakter van de vieringen in de andere traditie. Devotie, in de zin van eerbied, begint daar al bij binnenkomst in de kerk. De ruimte die men betreedt ademt een sacrale sfeer, doordat men in het tabernakel Christus Zelf tegenwoordig acht. Dat besef noopt de „beminde gelovigen” tot stilte en tot meditatief bezig zijn met wat komen gaat. Het ”gekwetter” veer de aanvang van protestantse kerkdiensten en het minstens zo luidruchtige geroezemoes na het amen van de zegen, verbaasden hem wel eens.

Mijn argument dat in die contacten voor en na de dienst toch ook iets zit van christelijke gemeenschapsbeoefening kon bij mijn vriend niet de gedachte wegnemen dat bij de protestanten generaal gesproken weinig sprake was van een in stilte zich voorbereiden op de eredienst en het na afloop een in alle rust verwerken van de indrukken die men overhield aan wat in de eredienst passeerde. Voor en na de diensten kreeg hij dikwijls de gedachte aan een sociëteit met een sterk gezelligheidselement…

Verkondiging
Een protestants kerkgebouw is geen sacrale plaats. Het wordt niet ingewijd, maar in gebruik genomen. Het is wel de plek van de gemeente waar de ontmoeting met God op bijzondere wijze plaatsvindt, waarvan gezegd mag worden dat als op die plaats slechts enkelen in Zijn Naam bij elkaar zijn, Christus in hun midden is. Met Zijn Woord en Geest. En waarvan geldt dat alle handelingen die er worden verricht om een devote instelling van de gemeente vragen, in gezamenlijkheid en individueel.

Daaraan ontbreekt het in onze erediensten maar al te veel. Het is een constatering die op waarneming berust, op meer dan één plaats en in kerken van verschillende signatuur. Het is eigen aan en het manifesteert zich vooral in die reformatorische kerken, waarin de prediking nog altijd het belangrijkste onderdeel van de eredienst vormt.

De inhoud van de verkondiging en niet in de laatste plaats de wijze waarop de boodschap van het Evangelie wordt verwoord, zijn voor veel kerkgangers allesbepalend als het aankomt op de mate van vreugde en voldoening die men aan de zondagse kerkdiensten beleeft. We herkennen dat in de wijze waarop kerkgangers hun waardering voor de zondagse Woordverkondiging tot uitdrukking plegen te brengen.

Gehoorzaal
Heilzaam zou zijn als men in de gemeenten zich ervan bewust zou zijn dat de ruimte waarin de gemeente op zondag samenkomt, geen gehoorzaal, maar plaats van ontmoeting tussen God en de gemeente van Zijn Zoon Jezus Christus is. Dat klinkt nogal vanzelfsprekend, maar in de praktijk van het kerkelijk leven is het dat bepaald niet, in elk geval niet in de vereiste mate.

Is de praktijk niet dat men naar de kerk gaat om een dominee te beluisteren en dat op voorhand de waarde van het verblijf bepaald wordt door de vraag wie de voorganger is en hoe die het er pleegt af te brengen? Men hoort er vaak over spreken met uitdrukkingen en kwalificaties die er -positief of negatief- op wijzen dat de kerk voor velen in werkelijkheid meer plaats van handeling tussen dienaar des Woords en de gemeente is dan punt van ontmoeting tussen God en de gemeente van Jezus Christus.

Natuurlijk zal elke kerkganger toestemmen dat het laatste primair is, dat het dáárom allereerst gaat, maar de praktijk is dat bij velen de mate van betrokkenheid bij het kerkelijk gebeuren en de geestelijke ervaringen die men in de zondagse samenkomsten heeft, sterk afhankelijk zijn van de prikkels die vanuit de verkondiging op de hoorder afkomen.

Lofzang
Men mag het hart ook ophalen aan en richten op de lofzang, het gebed, het aanhoren van de geboden, het uitspreken van de belijdenis, de lezing van de Heilige Schrift, het aanhoren van de groet en het in ontvangst nemen van de zegen. In veel kerken kan men zich echter soms niet aan de indruk onttrekken dat in de aandacht van de gemeente de andere zojuist opgesomde handelingen met een zeker automatisme passeren, op het gebed na misschien, en niet worden beleefd in overeenstemming met de betekenis die zij hebben. Er is op dit punt veel gewenning, vervlakking en verarming.

Als in de rooms-katholieke erediensten de lezing van het epistel en het Evangelie wordt aangekondigd, gaan alle aanwezigen staan. De Hoogheilige, als Hij spreekt, hoort men staande aan! En wat de nadering tot God in het gebed betreft: we zouden ook daarbij -voor zover onze constitutie het toelaat- behoren te staan, mannen én vrouwen. Aangenomen dat de voorganger wat de lengte van het gebed betreft rekening houdt met de maat die Jezus Zelf daarvoor heeft aangereikt. Meer stilte vóór de dienst en grotere ingetogenheid direct na de dienst zouden in veel kerken niet misstaan. En combo’s zijn al helemaal erg luidruchtig!

In de dertiger jaren van de vorige eeuw kwamen op Walcheren de boeren in klederdracht de dorpskerken binnen met een korte groet naar links of rechts, om vervolgens staande, met het petje voor de ogen, om een zegen te vragen. Gevraagd naar de betekenis van dit gebaar was in of rond 1936 het antwoord van een boer: „Dan sluut ik m’n eige vo de waereld even af uut eerbied vo den Allerhoogste.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer