Meer vogelsoorten dan kwarteeuw terug
Nederland telt meer vogelsoorten dan 25 jaar geleden. Doordat er meer bos is gekomen en beheerders vaker dood hout laten liggen, is het leefklimaat voor vogels de afgelopen kwarteeuw verbeterd, zo blijkt uit de broedvogelatlas, die eind deze maand uitkomt.
De merel is de vogel die het meest in ons land voorkomt, met meer dan 1 miljoen broedparen. Daarmee streeft hij de huismus voorbij. Die soort is in 25 jaar in aantal gehalveerd. Voor de vorige atlas werden er nog 1 tot 2 miljoen geteld. Nu schatten de onderzoekers het aantal op tussen de 0,5 en de 1 miljoen.
De ontwikkeling van deze veelvoorkomende soorten hangt nauw samen met de inrichting van het land. De nieuwbouwwijken met hun tuintjes en groenstroken zijn ideaal voor merels die er wormen kunnen vinden. Ook de kool- en pimpelmeesjes varen wel bij de Vinex-wijken, met hun nestkastjes aan de buitenmuren.
De huismus daarentegen mist de rommelige stukjes groen en het platteland, dat steeds verder van de stad af komt te liggen. Ook de ouderwetse dakgoten en dakpannen, waar de huismus graag onder nestelt, worden in de nieuwbouw steeds zeldzamer.
Roofvogels zoals de buizerd en de havik zijn beide verdrievoudigd ten opzichte van 1977. Dit komt doordat het verdelgingsmiddel DDT is verbannen uit de landbouw en doordat bomen ouder en hoger worden. Ooievaar en kerkuil zijn eveneens spectaculair toegenomen door beschermingsprogramma’s, maar de grootste winnaar is de grauwe gans. Deze soort is in 25 jaar met 6700 procent gestegen.
Het is echter niet alleen vreugde bij de vogelaars. Met name soorten die afhankelijk zijn van bijzondere typen landelijk gebied doen het slecht, zoals patrijs, veldleeuwerik, ringmus en houtduif. Doordat schraal heideland en oudrietmoeras verdwijnen, dreigt hetzelfde te gebeuren met de korhoen en het woudaapje. De klapekster is als broedvogel al uitgestorven verklaard, voor het korhoen is dat moment ook nabij. Deze soort is ten opzichte van een kwarteeuw terug met 98 procent achteruitgegaan.
In totaal zijn er 236 soorten broedvogels geteld; 29 daarvan horen niet thuis in Nederland, de zogeheten exoten. Opgeteld zijn er 26 miljoen oudervogels, in de periode juni-juli kan het totale aantal vogels oplopen tot honderd miljoen.
Aan de Atlas van de Nederlandse Broedvogels van de samenwerkende vogelonderzoekers in Sovon is drie jaar lang gewerkt door 2600 vogelaars. Zij hebben in 1674 atlasblokken van 25 vierkante kilometer geïnventariseerd wat voor vogels er zaten. De witte kwikstaart kwam in de meeste blokken voor, en mag zich dus de wijdverspreidste broedvogel van Nederland noemen.