Christelijke arbeiders ontdekken socialisme
Wie helpt degene die zichzelf hulp ontzegt? Dat is de vraag waar de christelijke arbeiders in Noord-Zweden aan het begin van de twintigste eeuw zich langzaam van bewust worden. Per Olov Enquist schrijft erover in zijn roman ”De uittocht der muzikanten”.
In Nederland maken we in omgekeerde volgorde kennis met Enquist. Nadat ”De lijfarts van de keizer” (1999) populair bleek, worden steeds meer oudere werken vertaald. Zo ook ”De uittocht der muzikanten” uit 1978, vertaald door Cora Polet. Het boek vertelt het verhaal van de familie Markström, een arbeidersgezin uit het arme noorden van Zweden aan het begin van de twintigste eeuw. Enquist is sociaaldemocraat, maar groeide op in een christelijk gezin. Beide thema’s komen in deze roman aan de orde: de diepreligieuze levenshouding van de meeste arbeiders in het noorden en de pogingen van de socialisten om dit achtergebleven gebied ook tot het arbeidersevangelie te bekeren.De stijl is kenmerkend. Net als Bertold Brecht in zijn toneelstukken gebruikt Enquist ”V-effekte”, vervreemdende effecten, die het begrip roman een andere inhoud geven. Zo doe je er als lezer een tijdje over om te ontdekken dat de ”ik” die zich regelmatig in het verhaal mengt, de schrijver zelf is. Als hij bijvoorbeeld vertelt over Elmblad, de socialistische propagandist die door de partij naar het noorden wordt gestuurd, schrijft hij op zeker moment: „Toen (…) overnachtten ze bij de dorpssmid. Hij heette Per Valfrid Enquist en hij leefde ook van de vossenjacht en het branden van teer. (…). Het was mijn grootvader, al hoort dit hier eigenlijk niet thuis.” Op andere momenten krijgt de roman de vorm van een documentaire, als Enquist letterlijke verslagen van de arbeidersvereniging citeert en daarop vervolgens zijn commentaar geeft.
Socialisme
Ondanks genoemde zaken en zijn wat brokkelig aandoende verteltrant weet Enquist zeker een boeiend verhaal neer te zetten. In grote lijnen komt het hier op neer: in het noorden van Zweden werken veel mensen voor een hongerloon in de houtzagerijen. De arbeidsomstandigheden zijn slecht en tijdens diverse maanden van het jaar worden de mannen ontslagen of wordt hun stukloon verlaagd. Als in het eerste hoofdstuk de socialist Elmblad onder deze arbeiders de socialistische heilsstaat verkondigt, zou je denken dat hij een juichend onthaal krijgt. Niets is echter minder waar. Hij wordt opgewacht, ze binden hem aan een boom, laten hem wormen eten en maken hem volstrekt duidelijk dat hij en zijn boodschap hier niet gewenst zijn.
Die houding komt deels voort uit dorpse xenofobie („Het is een Stockholmer”), deels uit religieuze gezagsgetrouwheid. De socialisten, dat zijn de persoonlijke assistenten van de duivel. Maar ondertussen wordt de situatie voor de arbeiders steeds nijpender. Ten einde raad besluiten ze een zelfstandige arbeidersvereniging op te richten. Met aandoenlijke vriendelijkheid proberen ze de bazen te bewegen tot een hoger stukloon. Maar het helpt niets. Uiteindelijk besluit de jonge arbeider Nicanor de destijds weggestuurde Elmblad te vragen terug te komen. En dan is de tijd er iets meer rijp voor. Al is van een concrete verandering ten goede weinig te merken, toch eindigt het boek hoopvol met de boodschap dat deze mensen door het lot in eigen hand te nemen de goede kant opgaan.
Boeiend is hoe Enquist de verschillende manieren tekent waarop mensen uit het boek met hun uitzichtloze bestaan omgaan. Aron, die altijd precies de verkeerde kant kiest: hij doet verslag aan de bazen over de vergaderingen van de arbeidersvereniging, krijgt in ruil daarvoor boter, maar geniet er vervolgens niet van. Hij zoekt en vindt troost bij de jonge Eva-Lisa, maar kan zich niet bedwingen en maakt haar zwanger. En ten slotte beschrijft Enquist op beklemmende wijze hoe Aron alle moeite doet om onder het ijs de verdrinkingsdood te vinden. Josefina daarentegen, de moeder van Nicanor, is als een moeder in Israël die haar kracht in haar geloof zoekt en diep geraakt is als ze ziet dat het zaad van het geloof bij haar lievelingszoon Nicanor geen wortel schiet. Ontroerend isbeschreven hoe deze eenvoudige vrouw Elmblads kortstondige nachtelijke inzinking op de weg naar hun dorp aanziet voor een Saulusbekering.
Beschamende les
Maar de oplossing die de schrijver aanbiedt, zit in de titel, die verwijst naar een sprookje waarin een groep door hun bazen afgedankte dieren niet wacht op de slacht. Ze nemen het lot in eigen hand en gaan als muzikanten naar Bremen, want „er is altijd iets beters dan de dood.” Zo doet de familie Markström het ook aan het einde van het boek door uit haar dorp weg te trekken. Jammer is dat de in een christelijk gezin opgegroeide schrijver niets doet met de gedachte die je er ook prachtig in zou kunnen lezen: er is altijd iets beters dan de dood, namelijk het leven in Jezus Christus.
Boeiende vraag die na het lezen overblijft, is: Wie helpt degene die zichzelf hulp ontzegt? Is het zo dat christenen zich volgens de Bijbel als schapen naar de slachtbank van de oneerlijke arbeidsverhoudingen moeten laten leiden? Dat is wel te vaak door christenen gezegd. Misschien is dat wel de meest beschamende les van het boek: dat niet alleen in Zweden maar ook in Nederland christenen het socialisme nodig hadden om te gaan beseffen dat de Bijbel veel zegt over het eerlijk omgaan met je werknemers.
N.a.v. ”De uittocht der muzikanten”, door Per Olov Enquist; vert. Cora Polet; uitg. Anthos, Amsterdam, 2008; ISBN 978 90 4141 235 5; 315 blz.; € 21,95.