Het eerste deel bevat bijdragen over Marcion, Tertullianus, Origenes, Gregorius van Nyssa, Augustinus, Anselmus van Canterbury, Bernardus van Clairveaux, Thomas van Aquino, Meester Eckhart, Duns Scotus, Willem van Ockham, Gregorius Palamas, John Wycliff, Luther, Calvijn en Bellarminus.Er is een tijd geweest waarin de theologie als „de koningin van de wetenschappen” werd beschouwd, schrijft prof. Peter Nissen (Universiteit van Tilburg). Momenteel wordt echter de theologie in academische kringen niet zelden de status van wetenschap ontzegd. Er is een tendens om de theologie over te laten aan de kerken, zodat de studie vooral in dienst staat van de opleiding van de eigen ambtsdragers. De wetenschappelijke opleiding wordt dan toevertrouwd aan een universiteit, maar vanwege de kritische en dus lastige houding van theologen maken de kerken „vaak weer terugtrekkende bewegingen”, aldus prof. Nissen.

De Tilburgse hoogleraar definieert theologie als de wetenschap die de hele werkelijkheid doorzoekt „onder het opzicht van God”, zoals Thomas van Aquino het formuleert. De theologie is dus niet bescheiden: in beginsel denkt zij over alles na. Theologie is niet de wetenschap die pretendeert God te kennen. „God is de onbewezen hypothese van de theologie”, aldus Nissen.

De theologie bestaat volgens hem bij de gratie van de kunst „om hardnekkig en volhardend vragen te blijven stellen bij de werkelijkheid, fundamentele en ultieme vragen. De geschiedenis van de christelijke theologie is de geschiedenis van een veelvoud van hardnekkige vragen.”

In het tweede nog te verschijnen deel worden theologen geportretteerd die vanaf de zeventiende eeuw leefden. De hoofdstukken, die zijn geschreven door deskundigen, vermelden recent onderzoek, klassieke studies en tekstuitgaven. De portretten zijn volgens een vast stramien opgebouwd: leven, werk en doorwerking van de theologen. Het boek van Graf is de opvolging van zijn twee delen ”Klassiker der Theologie”, die in 1981 en 1983 verschenen maar alweer lange tijd uitverkocht waren.