Bos staat bijna alleen met controle EU–gelden
Minister Wouter Bos (Financiën) krijgt nog zeer weinig navolging in andere EU–landen door zelf te verklaren dat Europees geld in zijn land goed is besteed. Alleen de Britse en Deense minister hebben een soortgelijke vrijwillige verklaring afgegeven in Brussel, de Zweedse overheid heeft het aangekondigd. De meeste anderen willen er niet aan beginnen.
De zogeheten nationale verklaring moet de controle op de EU–gelden fors verbeteren. Ongeveer 80 procent van de ruim 100 miljard euro aan EU–uitgaven per jaar wordt namelijk niet door Brussel uitgegeven, maar via de nationale overheden in bijvoorbeeld werklozenprojecten of aanleg van spoorlijnen. Die nationale besteding maakt het beheer van de EU–gelden erg ingewikkeld, wat tot veel fouten leidt. Gevolg is dat de Europese Rekenkamer, het orgaan dat de EU–gelden controleert, al veertien jaar achtereen de EU–uitgaven niet kan goedkeuren.Ondanks de geringe navolging blijft Bos de eigen controleverklaring belangrijk vinden. „Als je geld kan uitgeven, moet je het ook kunnen verantwoorden", zegt zijn woordvoerster. Bos blijft aandringen bij zijn collega’s in andere EU–landen dat zij ook zo’n verklaring gaan.
Dat zo weinig anderen het voorbeeld van Bos volgen, ergert de Europese Rekenkamer. „Ik had gedacht dat het sneller zou gaan", zegt Maarten Engwirda, het Nederlandse lid van de Europese Rekenkamer. „Al sinds 2004 dringen de Rekenkamer en het Europees Parlement aan op zulke verklaringen. Ik vind het zelf erg logisch dat de minister zich verantwoordelijk verklaart voor de EU–uitgaven in zijn land".
Maar vooral Frankrijk en Duitsland zijn tegenstanders. Duitsland beroept zich op een constitutionele reden, omdat de deelstaten verantwoordelijk zijn. Maar voorzitter Vitor Caldeira van de Europese Rekenkamer bespeurde veel weerstand door een politiek gevoelige kwestie. De meeste ministers vinden het onjuist dat ze zich zouden moeten verantwoorden bij een topambtenaar van de Europese Commissie, die ze als lagergeplaatst beschouwen. „Wat ook meespeelt zijn de kosten: de controle van de EU–gelden is verdergaand en dus duurder dan de nationale controle. Die kosten krijgen landen in principe niet vergoed".
Intussen bespeurt de Portugees Caldeira meer interesse in een alternatief. Steeds meer landen geven de Europese Commissie een samenvatting van de onderzoeken die ze hebben ingesteld naar de besteding van EU–gelden. Dat is niet hetzelfde als een goedkeuring, maar geeft wel enig overzicht.
De Europese Rekenkamer is ingesteld om de EU–bestedingen te controleren op hun juistheid, rechtmatigheid en doelmatigheid. Als er fraude wordt gevonden, informeert het de EU–antifraudedienst OLAF die zonodig justitie inschakelt.
De controleurs geven pas een goedkeurende verklaring als ze minder dan 2 procent fouten en onregelmatigheden aantreffen. In feite is zo’n verklaring nog nooit afgegeven. Europees Commissaris Siim Kallas (Administratie) had zich in 2004 wel voorgenomen de boekhouding zo te verbeteren dat de Rekenkamer dit jaar de uitgaven van 2007 zou goedkeuren.
Maar het is vrijwel zeker dat er in november opnieuw geen goedkeurende verklaring komt. Dat kan zelfs nog enkele jaren duren. „In het algemeen zien we nog geen groot effect van onze aanbevelingen", merkt Maarten Engwirda. „Bij de landbouwuitgaven is het aantal fouten wel iets verminderd. Maar bij de cohesiefondsen voor arme regio’s was de foutenmarge in 2006 nog altijd 12 procent".