PKN houdt vast aan eenmalige doop
De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) houdt eraan vast dat mensen zich maar één keer kunnen laten dopen. Er dient wel ruimte te zijn voor een ritueel als doopvernieuwing, zolang die niet is bedoeld om de doop over te doen. De doop is een eenmalige handeling.
Dat blijkt uit de notitie ”Doop, doopgedachtenis en doopvernieuwing” die de generale synode van de PKN volgende week in Lunteren bespreekt. Aanleiding voor het document is een verzoek van het Evangelisch Werkverband om advies over herbevestiging van de doop. De notitie is bedoeld als leidraad voor een gesprek op de synode.Het synodebestuur constateert in de notitie dat veel mensen die als kind zijn gedoopt maar daar lang „niets mee hebben gedaan”, behoefte hebben om zich opnieuw te laten dopen. „Omdat hier voor diegenen die als kind al gedoopt zijn in onze kerk geen mogelijkheid is, wijkt men uit naar andere kerken die bereid zijn over te dopen. Regelmatig betekent dit een overgang naar een ander kerkgenootschap.”
De doop is echter een eenmalige handeling, aldus het bestuur. Het is daarom niet de bedoeling dat mensen steeds weer opnieuw gedoopt worden. „De betekenis en uitwerking van de doop gaat een leven lang mee. Een gedoopt mens mag steeds weer terugvallen op de doop.”
De PKN houdt er dan ook aan vast dat er maar één keer gedoopt kan worden. „De Protestantse Kerk zou zich losmaken van de oecumenische gemeenschap van kerken waar zij onderdeel van uitmaakt, wanneer ze dit zou opheffen.”
Volgens de notitie zou er echter wel ruimte moeten zijn voor een ritueel als doopvernieuwing, zolang die niet is bedoeld om de doop over te doen. „Het kan alleen een vorm zijn om de ontvangen doop op een nieuwe manier te laten spreken en toe te eigenen. Het kan een manier zijn om het eigen jawoord aan God, die in Christus zijn genade heeft bekend gemaakt, zichtbaar te maken.”
Doopbevestiging mag niet „als twee druppels water” op de doop lijken, maar er mogen wel vergelijkbare elementen inzitten. De kerken dienen hier de vrijheid te krijgen om een ondersteunende handeling in te stellen, die helpt de doop te gedenken en te beleven. „Het gaat hier om een markeringsmoment van iemand die (relatief) van buiten komt. Er is dan sprake van een „wederopneming” in de gemeente. Het is zinvol om een vorm van doopvernieuwing in dit geval te koppelen aan de openbare belijdenis, als een „voor eigen rekening nemen” van de doop.”
Dan kan ook een zichtbare relatie met de doop worden gelegd. „Het water van de doop, waar je als kind in bent ondergegaan, kan dan present gesteld worden. En het is niet verkeerd om op een of andere manier dit water weer te voelen.”
De Protestantse Kerk zou bovendien moeten overwegen kinderen bij de doop niet te besprenkelen met enkele druppels water maar onder te dompelen, „ook al zal dat op de nodige weerstanden stuiten. Kinderdoop door begieting of zelfs onderdompeling drukt zuiverder uit waar het in de doop om gaat.”