Atheïst als spraakmaker
Als goed atheïst moet je zulke algemene argumenten ontwikkelen, dat je direct alle religieuze opvattingen de kop afhakt. Dat is het streven van de Leidse wijsgeer prof. dr. Herman Philipse, zei hij donderdag in Amsterdam tijdens een symposium over levensbeschouwelijk Nederland.
Een bont gezelschap van vertegenwoordigers van diverse godsdiensten en levensbeschouwingen vierde de verschijning van het bijna 900 bladzijden tellende boek ”Cultuurfilosofie” (uitg. Damon), bedoeld als leerboek voor de Open Universiteit. Reden om in ”De Rode Hoed” Joodse, christelijke, islamitische en humanistische stemmen aan het woord te laten over het thema ”De redelijkheid van levensbeschouwelijk denken”. Als vertegenwoordigers van de reformatorische wijsbegeerte waren aanwezig de (bijzondere) hoogleraren J. Hoogland en R. Kuiper.
Publiekstrekker was vooral Philipse, die enkele jaren geleden voor veel commotie zorgde met zijn ”Atheïstisch Manifest”. Hét argument tegen godsdienst is volgens hem dat alle religies elkaar tegenspreken. Religie zal dan wel als empirisch feit niet verdwijnen „omdat mensen toch illusies willen hebben”, maar religie als zodanig is een niet-intellectuele manier van omgang met theorieën en is obstakel voor intellectuele vooruitgang van de beschaving, betoogde hij.
Zijn Leidse collega prof. dr. P. Cliteur, die zichzelf eveneens als atheïst betitelde, vond dat Philipse zich eigenlijk humanist zou moeten noemen, omdat hij gelooft in de menselijke autonomie. Daar voelt Philipse echter niet voor, omdat hij geen behoefte heeft aan een „kerk zonder God.”
Cliteur ontkende dat religie weer ’in’ is. „Wat nu over God wordt gezegd, is niet meer dan een vage onvrede over rationaliteit en het besef dat er ’iets’ is.” Cliteur handhaafde dus de secularisatiethese -de wereld wordt steeds meer geseculariseerd- en bepleitte het losmaken van ethiek en moraal van de religie.
Prof. Hoogland gaf enig tegenwicht door erop te wijzen dat elk denken bepaald is door een specifieke levensbeschouwing. Het ”Atheïstisch Manifest” is daarom juist „zo’n aardig levensbeschouwelijk boekje.” Ook de moslim Abdulwahid van Bommel hekelde het eenzijdig rationele betoog van Philipse. „Er is meer dan de rede, er bestaan ook emoties en spiritualiteit. En vooral: de mens is een religieus wezen (homo religiosus).”
De Joodse hoogleraar dr. Ido Abram haastte zich te zeggen dat ook het Jodendom zijn humanistische variant had en dat er zelfs rabbi’s zijn die openlijk zeggen dat ze niet in God geloven. De eenheid van het Jodendom is volgens hem een „antisemitische mythe.” „Zolang het Jodendom bestaat, is er verdeeldheid geweest.” Permanent leren, debat en interpretatie noemde hij de geheimen van het overleven van het Jodendom.
Aan het einde van de bijeenkomst werd het debat voortgezet onder de noemer van ”levensbeschouwelijke pluraliteit en sociale cohesie”. Prof. Kuiper uitte zijn zorg over de ontbindingsverschijnselen in de maatschappij en wees op de herontdekking van gemeenschappen en van waarden. Drs. Mohammed Rabbae laakte de doorgeschoten verheerlijking van het individu. Hij noemde Philipses atheïsme uiting van simplistisch geloof in de rede. En tegenover Cliteurs liberale humanisme stelde hij dat er geen cohesie is zonder het accepteren van de ander.
Prof. dr. H. Woldring, politiek filosoof aan de VU, noemde de pluraliteit in de huidige samenleving „een feitelijke en gewenste situatie.” Het gevaar is volgens hem wel een „morele vrijblijvendheid.” Integratie is tot op zekere hoogte te organiseren (door de overheid), maar sociale cohesie is een kwestie van innerlijk normbesef, betoogde Woldring. Dat fundamentalistische opvattingen op zich niet vijandig hoeven te staan ten opzichte van de moderne cultuur, bleek volgens hem uit de SGP, „een onuitgesproken democratische partij, die een gedegenereerde vorm van calvinisme aanhangt, maar waarvan de vertegenwoordigers toch redelijk geïntegreerd zijn in de samenleving.”
Wat bindt mensen samen in de samenleving? Prof. Kuiper somde op: het recht, de instituties -staat, gezin of kerk- en het besef van gemeenschappelijke waarden. „Maak dat nu eens concreet”, vroeg Woldring. Kuiper noemde daarop participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt en de vrijheid van overtuiging.