Binnenland

Romeinen bewaakten Rijngrens met reeks wachttorens

Onhandig strompelt de Utrechtse wethouder W. A. Lenting door de blubber van Leidsche Rijn. Smakkend zuigt de zompige klei zijn laars op. Uiteindelijk bereikt Lenting toch de bodem van de bouwput. Hij grijpt de plastic zak die om een paal in de modder zit en spreekt vol dramatiek: „Hierbij onthul ik een unieke Romeinse wachttoren uit de eerste eeuw.”

8 November 2002 11:22Gewijzigd op 13 November 2020 23:55
VLEUTEN - In de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn bij Vleuten zijn donderdag de resten van een Romeinse wachttoren uit de eerste eeuw onthuld. „De vondst heeft ingrijpende gevolgen voor ons beeld van de Romeinse rijksgrens”, aldus archeoloog E. Graafstal. - Fot
VLEUTEN - In de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn bij Vleuten zijn donderdag de resten van een Romeinse wachttoren uit de eerste eeuw onthuld. „De vondst heeft ingrijpende gevolgen voor ons beeld van de Romeinse rijksgrens”, aldus archeoloog E. Graafstal. - Fot

Uniek, fantastisch, historisch; het zijn slechts enkele van de jubelkreten die donderdag bij de presentatie van de bodemvondst in de nieuwbouwwijk Leidsche Rijn bij Vleuten (gemeente Utrecht) de grijze hemel in werden geslingerd. „Deze grootste bouwput van Europa blijkt een walhalla voor archeologen. Nadat er in 1997 een Romeinse weg en een compleet Romeins vrachtschip werden gevonden, is er nu een Romeinse wachttoren uit de grijze klei opgedoken. Nog nooit eerder is er in Nederland zo’n vondst gedaan”, vertelt wethouder J. H. C. van Zanen.

De opwinding lijkt wat overdreven. Tenminste, als je alleen let op wat zichtbaar is. Acht palen -vier van eikenhout en vier van zacht hout- steken hun verweerde kopjes boven de grond. Niet ver daarvandaan priemen een paar puntige takken omhoog. Het geheel toont triest te midden van grijze klei en diepe plassen.

Toch is de ontdekking naar internationale maatstaven uniek te noemen, betoogt gemeentelijk archeoloog E. Graafstal. Gekleed in leren jas en groene laarzen onderbouwt hij zijn stelling met zulk vuur, dat het neerstortende hemelwater het niet kan doven. „De vondst van deze palen en palissades heeft ingrijpende gevolgen voor ons beeld van de Romeinse rijksgrens aan het begin van de jaartelling. De voornaamste noordelijke barrière van het Romeinse Rijk was de Rijn. Die stroomde enkele tientallen meters ten noorden van deze locatie. Een meer formele afbakening ontstond algauw in de vorm van een militaire weg op de zuidoever, die de achttien opeenvolgende legerkampen in Nederland, castella’s, met elkaar verbond. Zo zag de grens eruit, dachten we tot nu toe.

Uit de opgraving in Vleuten blijkt echter dat de linie veel intensiever bewaakt werd dan we altijd hebben aangenomen. Het is voor het eerst in Nederland dat een wachttoren ondubbelzinnig als een onderdeel van de Rijngrens is aangetroffen. De Romeinen hielden de grens dus in de gaten vanuit een reeks van militaire wachttorens. Waarschijnlijk hebben de soldaten vanuit hun castella’s daar diensten moeten draaien. Om zo te waken over hun eigen verbindingsweg, kadewerken, bouwdepots en bruggen én over een voor hen onbekend land.”

Vanaf dat moment wordt Graafstal bijna lyrisch. Hij stelt zich voor hoe de wachters zich in de Vleutense toren vermaakt hebben. „Misschien hebben ze graan gemalen, een potje triktrak gespeeld, een vis ontschubd. Of ze veel gevochten hebben, weet ik niet. Uit de geschiedenis valt op te maken dat het hier twee eeuwen lang een rustige boel is geweest. En toch! Als je kijkt naar de aangepunte palen vóór de wachttoren kun je concluderen dat de Romeinen niet ontspannen in hun slaapzakken hebben gelegen.”

Hoe de wachttoren eruitzag, blijkt uit de onthulling van een ”artist’s impression” van K. Wilson. De kunstenaar heeft de oudste fase van het bouwwerk, rond 50 na Christus, gereconstrueerd. Het gaat om een gebouw van 5 meter hoog met twee bouwlagen, dat werd gesteund door vier hoekpalen van 21 x 17 centimeter (de vier exemplaren van zacht hout). In de onderbouw moeten het woon- en het slaapgedeelte hebben gelegen. De ingang lag op de bovenbouw en kon met behulp van een ladder bereikt worden. In geval van nood werd die ingetrokken. De wachttoren was omgeven door een palissade die bestond uit vlechtwerk van riet dat was dichtgesmeerd met modder of pek. Rond de toren lag een 85 centimeter diepe gracht waarin puntige palen waren geplaatst.

In de loop van de tweede eeuw na Christus werd de eerste wachttoren vervangen door een nieuw exemplaar. Dit had zware eiken staanders op de hoeken van 30 x 30 centimeter. Dit gebouw had waarschijnlijk drie etages. De zijden waren 3,6 meter breed en zullen ongeveer 8 meter hoog zijn geweest. De wanden waren niet ingegraven in de grond, maar werden vermoedelijk gedragen door pen-gatverbindingen. Het woon-slaapgedeelte lag op de eerste verdieping, onder het eigenlijke wachthuis. Ook de nieuwe wachttoren had een palissade van houten staken en een greppel, maar deze hadden nauwelijks defensieve betekenis.

De komende maanden zullen de gemeentelijke archeologen hun onderzoek voortzetten. En er is voorlopig genoeg werk te doen, want rondom de wachttoren liggen nog veel resten onder de klei. Graafstal: „Alles is bewaard gebleven: vaatwerk, keukenafval, botresten, alles. Uniek! Door nauwkeurige analyse van die vondsten zullen we het leven in een wachttoren nog nauwkeuriger kunnen reconstrueren. Daarmee komen de Romeinen ons opeens heel nabij.”

De vondsten zullen bewaard worden, belooft wethouder Lenting. In het gebied waar ze gevonden zijn. Hóé ze getoond gaan worden, dat weet hij nog niet. Misschien via een ”loertoeter” (doorkijkglas, MD) de bestrating of in een museum. Er komt in ieder geval een 400 meter lang wandelpad over de Romeinse weg langs de wachttoren. Waarom het tentoonstellen van de vondsten zo belangrijk is? Lenting: „De bewoners van Leidsche Rijn hebben er recht op te weten waar ze wonen: op een archeologische schatkamer.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer