De Oogst/De Evangelist/De Wekker
De Oogst
Echte opwekking begint altijd met echte bekering, schrijft Hans Frinsel in De Oogst. Het eerste nummer van het vernieuwde maandblad van Tot Heil des Volks is gewijd aan het thema ”Een wakkere kerk”.„Echte opwekking begint altijd met echte bekering. Met diepe rouw over de zonde die we in ons leven hebben toegelaten. Het probleem is dat we dat onderdeel van opwekking niet willen. Bijna in alles wat zich in onze westerse wereld aandient als opwekking, mist juist de elementen van bekering, hervorming en heiligheid. We willen wel de ”blessing”, maar niet de prijs die ervoor betaald moet worden. Opwekking is niet los verkrijgbaar. Het betekent opgewekt worden uit de doodsheid die werkzaam is in ons geestelijk leven omdat we zonde toelaten. Opwekking komt alleen als we dat onder ogen zien, als we echt God zoeken om bekering, reiniging, verandering en heiliging. Het enige echte symptoom van opwekking is een diep zondebesef gevolgd door een radicale bekering. De vreugde komt dan vanzelf. Echte vreugde hoeft niet opgeklopt te worden. Elke vorm van opwekking die niet begint met zondebesef en bekering, is menselijke namaak. Met opgeklopte symptomen misleidt men goedgelovigen tot een valse gerustheid. En met wat manipulatie en psychologische effecten is dat effect snel bereikt.
Wij zijn liever niet zo serieus. En we hebben een beeld van een God gecreëerd die het ook niet zo nauw neemt, die Zijn eigen Woord niet zo letterlijk meer meent en ons graag een lolletje gunt. Maar dat is niet de God van de Bijbel. In de eerste opwekking in het Nieuwe Testament vielen Ananias en Saffira dood om een onbenullig klein leugentje. Niemand leed schade door dat leugentje: God niet en de gemeente niet. Hoe staat het met leugens in ons leven en in onze gemeentes? Is Gods norm veranderd? Of houdt Hij Zich juist wat afzijdig, omdat er anders te veel doden zouden vallen?”
De Evangelist
„Geld voor nachtopvang is toch wel het minste wat een kerk kan geven?” vraagt hij. In De Evangelist (kwartaalblad voor evangelisatie van de Gereformeerde Gemeenten) beschrijft de Alkmaarse evangelist G. Baan een „bijzondere ontmoeting.”
„Het is maandagmiddag. We willen net eindigen met de laatste catechisatieles van dit seizoen. Opeens stormt er een jongeman binnen. „Meneer, meneer, kan de kerk mij helpen?”, roept hij uit. Nadat we geëindigd hebben en de catechisanten naar huis gaan, vraag ik wat er aan de hand is. Een heel verhaal. Hij en zijn broer, hij wijst op zijn maat (die trouwens in de verste verten niet op hem lijkt), zijn het huis uitgezet en hebben geen onderdak. Of de kerk voor een week onderdak kan betalen. Ik maak hen duidelijk dat ik geen geld geef, maar dat ze naar de crisisopvang kunnen gaan en dat de mensen daar contact met mij op kunnen nemen. „Nee”, zegt hij, „de crisisopvang bestaat niet meer.” Ik zeg dat ik dat bericht nog niet heb doorgekregen. „Nee, maar geld voor nachtopvang is toch wel het minste wat een kerk kan geven?” Nogmaals maak ik hun duidelijk dat ik geen geld geef. Tierend op de kerk en op God maken ze zich uit de voeten. Ik kijk ze na en verzucht hoe ik ze toch nog iets van de Bijbelse boodschap mee had kunnen geven.
De volgende dinsdag zit een van hen tot mijn verrassing in de inloop. Hij herkent me niet. Hij vraagt of hij mij even kan spreken. Of ik hem kan helpen, want hij heeft niets te eten. Ik nodig hem uit straks voor de lunch en op donderdag voor de maaltijd. Deze week is het gratis voor jou. Blij springt hij op. Kijk, dat is nou nog eens helpen! Als we een uur later na de lunch uit de Bijbel lezen, zit hij naast me en leest ook een gedeelte voor uit Lukas 24: „Toen opende Hij hun verstand, opdat ze de Schriften verstonden…” Daarvan mag ik iets uitleggen. Hij is een en al oor. In stille verwondering zie ik hoe de Heere alsnog zorgt dat deze jonge man de Boodschap mag horen.”
De Wekker
Het is wel goed om eens rustig na te denken over „heel lange gebeden”, schrijft ds. J. Jonkman uit Drachten in De Wekker (orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerken). Hij doelt op onder andere het zogenoemde estafettegebed of een nacht of week van gebed. „Lange gebeden hebben geen meerwaarde.”
„Het is te begrijpen dat mensen bepaalde aarzelingen hebben bij langdurende gebedsacties en dan ook nog vaak op tijden die niet voor de hand liggen. Waarom moeten het nachten van gebed zijn? Zeker is de nacht een goede tijd om te bidden omdat veel rumoer om ons heen -en hopelijk ook in ons- tot zwijgen komt. Maar om nu gezamenlijke gebedsacties in de nacht te organiseren.
Daarbij is de vraag te stellen wat de meerwaarde daarvan is. Want het tijdstip van het gebed verleent geen meerwaarde aan het gebed. Aan het gebed wordt kracht verleend niet door mensen, maar door God Zelf. Elia had in zijn gebeden geen voorsprong boven andere bidders in Israël. Ook aan het gebed van Elia moest kracht worden verleend. En dat geldt voor het gebed van ons allen. We hoeven er niet op tegen te zijn dat broeders en zusters en werkers in bepaalde landen en projecten extra aandacht vragen voor acties en ontwikkelingen in het wereldwijde Koninkrijk van God. Men mag ook in een nacht samenkomen om te bidden. Maar men moet geen gedachten gaan voeden dat zulke gebeden eerder in aanmerking komen voor verhoring dan kortere gebeden, dan gebeden in de morgen, op de dag, in de avond. God verhoort gebeden van een 24-uurs gebedsactie niet eerder dan andersoortige gebeden. Elke gedachte aan wat voor soort verdienstelijkheid ook moet worden geweerd en de kop ingedrukt. En het gebed moet ook niet ’zeuren’ worden. Je maakt het nog wel eens mee dat in zulke lange gebeden -marathongebeden- dezelfde zaken zo vaak met wat andere woorden worden gevarieerd, dat je je afvraagt of God het nu nog niet begrepen heeft.
Zulke gedachten doen geen recht aan de intentie van de oprechte bidders, maar we mogen er elkaar wel op wijzen. Rondom het gebed moet er niet te veel worden georganiseerd.”