Leven tussen Psalm 22 en Psalm 23
Nadat ze vele medepatiënten had geholpen en uit zichzelf was weggegaan van de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis, kon het leven voor Emmy van den Heuvel niet meer stuk. „Ik kon alles aan, had superveel energie, was het beste mens van de wereld”, zegt ze lachend. In één nacht verdwenen de gevoelens van euforie. „Toen kwam de allerergste diepte voor mij.”
Aan de buitenkant ogen ze vrolijk en evenwichtig. Emmy van den Heuvel (52) en Henk Schutte (48) kunnen gemakkelijk een lach opbrengen als de foto wordt gemaakt. Ze zijn momenteel dan ook redelijk in evenwicht, met dank aan de medicijnen. Van den Heuvel en Schutte hebben ook andere momenten meegemaakt, van grote somberheid en paniek tot en met het gevoel de hele wereld aan te kunnen en allerlei grootse denkbeelden.Emmy van den Heuvel trouwde jong, op haar 21e. „Tien jaar later had ik het emotioneel moeilijk. Het leven van mijn man was de computer, mijn leven bestond uit gevoelens. We hadden een zoontje van 4, Roland. Als een soort laatste actie om het huwelijk te redden wilde ik een broer of zus voor hem. Ik was al snel zwanger, maar tijdens de zwangerschap was ik erg somber. Nadat Lennart was geboren, vlogen mijn hormonen alle kanten op. Ik raakte in een depressie. Vanbinnen was ik dood, ik voelde niets meer. Ik heb het een jaar uitgehouden. In die tijd klom Lennart via een stoel op de tafel. Ik reageerde niet eens. Roland heeft Lennarts val op de plavuizen kunnen breken.”
Superveel energie
„Ik ging naar de huisarts omdat ik slecht sliep. Door de angsten en paniek was de nacht verschrikkelijk voor mij. Ik wist niet hoe mijn leven verder moest. Na drie maanden ben ik opgenomen in het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis in Amsterdam. Ik had een, zoals dat heet, zware vitale depressie en kreeg stevige antidepressiva. Daardoor voelde ik me voor het eerst in twee jaar beter. Ik sliep nog steeds niet, maar kreeg superveel energie.
Ik was in een manie beland. Dat is als een vulkaan die losbarst. Het was geweldig. Iedereen zei me gedag, ik zei iedereen gedag. Met iedereen was ik in de weer, fysiek en mentaal. Ik zat met iedereen te flirten, maar voerde ook diepzinnige gesprekken met medecliënten. Razend sensitief werd ik: ik voelde precies aan waar hun problemen zaten en gaf hun een diagnose die later veelal bleek te kloppen. Op een gegeven moment kreeg ik zelfs een spreekverbod omdat ik de mensen in een richting wilde persen met een snelheid die zij niet aankonden - ik ben nogal een regisseur van karakter.
Tijdens een kringgesprek met de psychiater heb ik mezelf ontslagen; ik was niet gedwongen opgenomen. Thuisgekomen nam ik de zaken voortvarend ter hand: ik wilde gaan scheiden, had binnen drie weken, door manipulaties in gesprekken, een huis. Ik volgde politieke debatten, wist alle antwoorden op daar gestelde vragen. Mijn man, vrienden en familieleden riepen: Het gaat niet goed met je. Mijn schoonzus beloofde dat ik haar baby de kerk in mocht dragen bij de doop, als ik zou erkennen dat ik ziek was.
Tijdens een manie word ik verliefd op iedereen en seksueel hyperactief. Na een diepe blik in de ogen van een jongeman in de supermarkt en enkele diepgravende zinnen lag ik ’s avonds bij hem in bed. Dat is me nog twee keer overkomen, maar dan met bekenden. In de kliniek letten ze daarop en ik heb geleerd mijzelf beter te beheersen.”
Diepste depressie
„Na drie maanden ging ik op een avond stralend naar bed. Toen ik wakker werd, zat ik in de diepste depressie. Het Lucas wilde me niet meer opnemen, bang als de psychiater was dat ik me weer met andere patiënten zou gaan bemoeien. Ik bleef zes weken in bed. Mijn man nam zes weken verlof op. We bleven bij elkaar, met elk ons eigen leven; dat zou nog tien jaar duren.
Tijdens die zes weken bleef ik heel depressief. Ik ben wel eens met Lennart in het zitje achterop de fiets naar de spoorlijn gefietst. Ik zou springen en hem achterlaten; ze zouden ’m wel vinden. Ik constateerde dat ik niet het lef had om uit het leven te stappen. Ik ervoer totale godverlatenheid. Ik ben strengkatholiek opgevoed, met het idee dat je hard moet werken om later in de hemel te komen. Tijdens die depressie voelde ik God niet.
De psychiater van het Lucas stelde later manische depressiviteit bij mij vast. Sindsdien gebruik ik medicijnen en heb ik structuur in mijn leven. Daardoor ben ik sindsdien grotendeels stabiel gebleven. Toen Lennart anderhalf was, zat hij bij me op schoot en rook ik voor het eerst zijn haren, voelde ik hem voor het eerst in mijn hart, werd hij voor mij geboren.
Vier jaar geleden ben ik nog eens opgenomen. Dat gebeurde na een korte, emotioneel zware periode waarin een goede vriendin overleed, mijn moeder ziek werd en ook stierf. Ik dacht dat het de overgang was, maar ik gleed verder weg. Het eten smaakte naar stopverf, ik viel 15 kilo af. Ik werd overgevoelig voor geluid: het geritsel van een gordijn kwam binnen als een donderslag. Nadat ik andere medicijnen kreeg, Depakine tegen de toppen en Lamictal tegen de dalen, ging het weer beter met me. Ik zeg vakere nee en zorg voor een goede nachtrust.
Het gaat nu redelijk goed. Een volledige baan is echter te zwaar. Ik heb een diploma als uitvaartverzorger, maar kan de druk niet aan om constant beschikbaar te zijn. Op dit moment schrijf ik freelance mee aan lesmethodes voor godsdienst en sociale vaardigheden voor de uitgeverijen NZV en Kwintesses. Ook volg ik een opleiding om mensen in de geestelijke gezondheidszorg te kunnen trainen in de cliëntenkant van deze zorg.
Het geloof is erg belangrijk voor mij. Ik voel me inmiddels goed thuis en ben actief in de oecumenische basisgemeente Dominicus in Amsterdam. Voor mij komt nu de liefdevolle kant van God naar voren. Ik ervaar mijn geloof bijvoorbeeld heel sterk via dat gedicht over die voetstappen op het strand: toen ik niet meer kon, was U er Die mij droeg.”
Extase
Emmy van den Heuvel is bipolair 2, een patiënt die meer last heeft van depressie dan van manie, met relatief weinig opnames. Lotgenoot Henk Schutte is bipolair 1. Zo’n patiënt heeft aanleg voor manische psychosen, met daarbij ook vaak een depressie, met relatief veel opnames.
„Als kind was ik altijd gebiologeerd door de natuur. Ik kon in extase van de schoonheid ervan raken, tijdens het kijken naar vogels en vissen, ervoer dan een eenheidsbeleving. Achteraf gezien was het een onschuldig voorstadium van mijn manie. Na mijn 16e werden de positieve gevoelens voor de natuur minder, de negatieve groeiden. Ik raakte mijn gevoel van innerlijke veiligheid kwijt, kreeg een onderliggende, onbestemde angst. Die kon ik niet wegdrukken, hij werd een behoorlijke stoorzender. Het was een signaal voor de latere depressies. Uiterlijk functioneerde ik goed.”
De synodaal gereformeerd opgevoede Henk zwoer op zijn zestiende het christelijk geloof af. Hij ging biologie en filosofie studeren, kreeg verkering op zijn 19e, trouwde op zijn 25e, maar scheidde alweer op zijn 27e. „Ik werd ingeruild voor een ander.”
Op zijn 26e werd hij leraar biologie en wiskunde aan de (antroposofische) Vrije School in Breda. „Met name wiskunde was niet echt mijn vak, met bio ging het goed. Met mijn sterke verantwoordelijkheidsbesef had ik veel schuldgevoelens dat ik het niet goed genoeg deed. Ik ging slechter slapen en had last van afschuwelijke dromen, angst en wanhoop. Hoe moest ik verder met alles? Ik kon die gevoelens niet plaatsen. Hoewel het uiterlijk niet slecht ging, raakte ik innerlijk op.”
Na drie jaar docentschap nam Schutte ontslag. „Ik zit zo in elkaar dat ik niet voor de klas kan staan. Ik ben te open, er komen te veel indrukken binnen. Daardoor krijg ik last van slapeloosheid, een spiraal van oplopende spanning.” Hij ging als vrijwilliger werken op een biologisch-dynamische zorgboerderij, waarvan de boer ook antroposoof was. „Mijn studie was gebaseerd op een materialistische levensvisie, waarin het leven niet meer is dan een optelsom van moleculen. Via het werk van Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, ontdekte ik dat er meer is dan dat, dat er een geestelijke wereld is, engelen en andere geestelijke wezens bestaan.”
Grote emoties
Zijn werk op de boerderij verliep goed, maar de angsten bleven. Tot hij na een jaar tijdens het werk op het land met koolrabi per ongeluk in zijn vingers sneed. „Het deed wel zeer, maar dat interesseerde me niet. Ik werd helemaal gefascineerd door de spanning tussen de kleuren van mijn lichtrode, want zuurstofrijke bloed, dat drupte op de toen paarsrode groente. Ik ervoer grote emoties. Ik voelde een grote verbinding met geestelijke dingen, zoals het Onze Vader en Bijbelteksten die ik als gereformeerde jongen goed had ingeprent gekregen. Ze waren echter uit hun verband gerukt. Tijdens deze manie was ik de controle over mezelf kwijt en schreeuwde boos tegen de boer. Het was mijn eerste manische psychose.”
Tijdens de manie werd Schutte bang dat het controleverlies zou terugkomen en werd hij opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. „Door de psychose wist ik het verschil tussen waan en werkelijkheid niet meer. Ik had gedroomd dat ik zelfmoord had gepleegd en wist niet of ik bij de doden hoorde of bij de levenden. Ook van mensen die ik zag wist ik niet of zij daadwerkelijk aanwezig waren of dat zij doden waren.”
Het zou vijf jaar duren voordat Schutte de juiste diagnose kreeg. Inmiddels heeft hij acht opnames achter de rug. „Bij mij komt de manie eerst en dan pas de depressie. Door de medicijnen, vooral lithium en ook het antipsychoticum Seroquel, blijf ik aardig in balans.”
Betaald werk heeft Schutte nooit meer gekregen. Vier ochtenden in de week is hij als vrijwilliger tuinman, met re-integratie als doel. Wegens zijn parttimebaan als docent leeft hij van een gedeeltelijke WAO-uitkering, aangevuld tot bijstandsniveau. Zijn flat in Haarlem, waar het interview plaatsheeft, oogt sober. Replica’s van schilderijen in diverse stijlen -de badende vrouw van Rembrandt, een hanger van Jona in de vis- en een tekening van een nichtje hangen aan de muur, de eikenhouten zitstoelen zijn verbleekt. „Ik kan goed met geld omgaan. Toch merk ik dat de koopkracht van mijn uitkering telkens kleiner wordt. Ik kan minder naar exposities en theatervoorstellingen en minder boeken kopen.”
Zowel Schutte als Van den Heuvel moet zichzelf beheersen en voldoende rust nemen. Van den Heuvel moet in de gaten houden dat zij niet te laat naar bed gaat, Schutte rust elke middag één uur. „Tijdens het rusten merk ik vaak dat ik toch moe ben, maar door de vermoeidheid ben heen geschoten. Dat is gevaarlijk voor mensen met een manische aanleg.”
Vrijwilligerswerk
Schutte doet al twaalf jaar vrijwilligerswerk bij de landelijke Vereniging voor Manisch Depressieven en Betrokkenen (VMDB). Een middag per week is hij de man achter de telefonische hulplijn van de vereniging. „Sinds ik de diagnose heb, ben ik lid geworden, en schrijf ik columns en artikelen voor ons blad, PlusMinus.” Via de vereniging hebben Van den Heuvel, regiocontactpersoon voor Noord-Holland, en Schutte elkaar leren kennen. Hij: „We kennen elkaar heel goed, maar hebben geen verkering.” Zij: „We zijn maatjes.”
Schutte zegt dankzij zijn bestudering van het werk en leven van de grondlegger van de antroposofie, Steiner, zijn christelijk geloof weer te hebben hervonden. „Steiner zegt dat het sterven en de opstanding van Christus dé centrale gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis zijn. Mede daardoor ben ik het werk van Christus leren zien en Hem als Trooster en Bemoediger gaan ervaren.”
Het geloof speelt ook een rol in het bestrijden van zelfmoordgedachten. „Ik woon op een flat, kan hier over het balkon springen, eventueel van de elfde etage, maar die impuls heb ik nooit gehad. Ik wil het echt niet. Van de Bijbelse trits ”geloof, hoop en liefde” is de hoop het enige dat ik altijd heb ervaren. Als ik diep depressief was, ervoer ik Psalm 22: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Door de liefdevolle hulp van Christus heb ik echter een opstanding uit het doodsbesef ervaren en kon ik mijn emotionele dood doorkomen. Ik heb daardoor ook de intense dankbaarheid uit Psalm 23 ervaren. „De Heer is mijn Herder.” Een prachtige Psalm.”
Aan het eind van het interview is Henk aan zijn rustuur toe. „Ik ga jullie eruit smijten”, zegt hij met een lachje. Even later loopt Emmy, lachend en telefonerend, naar haar autootje.
”Himmelhoch jauchzend,zum Tode betrübt”, oftewel manisch-depressief
Hemelhoog juichend, tot de dood bedroefd. Als geen andere is de vertaling van Goethes romantische dichtregels ”Himmelhoch jauchzend, zum Tode betrübt” van toepassing op mensen met manische depressiviteit. De ene keer hebben ze het gevoel de hele wereld aan te kunnen, terwijl ze een moment later geen gat meer in het leven zien.
Huisartsen hebben moeite manische depressiviteit te herkennen, zo bleek vorig maand uit onderzoek dat werd gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Van de mensen die met depressieklachten bij de huisarts komen heeft 10 à 26 procent een bipolaire stoornis, de medische term voor manische depressiviteit.
Begin dit jaar stelde een promovenda al vast dat hulpverleners in slechts een op de acht gevallen de stemmingsstoornis herkennen. Mede daarom ligt er gemiddeld twaalf jaar tussen de eerste symptomen en het stellen van de juiste diagnose.
Volgens het eerste onderzoek herkennen artsen vaak alleen de ’gewone’ depressies. Daarbij worden antidepressiva als medicijn aanbevolen, terwijl dat bij sommige manisch depressieve patiënten juist een manie kan veroorzaken.
Een op de vijftig Nederlanders (1,9 procent) lijdt aan manische depressiviteit. Zij kampen met beperkingen in hun persoonlijk en maatschappelijk functioneren, melden een verminderde kwaliteit van leven en blijven aanzienlijk vaker thuis dan mensen zonder deze stoornis. Zelfmoord (tijdens een depressieve periode) is een belangrijke doodsoorzaak.
Bipolaire stoornissen manifesteren zich vaak bij jonge volwassenen met depressie als eerste uiting. Het gaat om een aandoening die het hele leven kan blijven terugkomen en die vrijwel altijd met onder meer medicijnen kan worden behandeld.
Op deze pagina de verhalen van Henk Schutte en Emmy van den Heuvel.
vmdb.nl en eenhandreiking.nl voor informatie over lotgenotencontact.
voor informatie over hulpverlening.