Het eerste woord op de maan
Wat is het eerste woord dat een mens op de maan sprak? Antwoord: Houston. Terug op aarde heeft de vierde stad van de Verenigde Staten een probleem. Zelfs Amerikanen schrijven over Houston niet naar huis.
„Houston. Tranquility Base here. Eagle has landed”, sprak astronaut Neil Armstrong op 20 juli 1969. Hij was de eerste mens op de maan. In Houston, Texas, zat en zit het vluchtleidingscentrum van de National Aeronautics & Space Administration (NASA). Daar meldde Armstrong zich. En zo werd Houston de eerste stad die op de maan werd genoemd.
Het Space Center Houston is de trekker. Voor bijna 16 dollar mag je naar binnen. Had nou niet verteld dat de pretparkbeheerders van Walt Disney hier hun best doen. Ruimtevaart als kinderkermis.
Op naar het echte werk. Met een treintje worden we als toeristen langs de kale gebouwen van het Lyndon B. Johnson Space Center gereden. Bij gebouw 220 en gebouw 9 mogen we er even uit.
De gids heeft een snauwend accent: „Aan de rechterkant uitstappen en alleen aan de rechterkant.” Zonnebrilletje af, gewone brilletje op. Binnen is de X-38 in wording, het reddingsvliegtuig voor astronauten die ergens in de ruimte zweven en verdwaald zijn. „Niets aanraken!”
Hier in Houston worden negentig astronauten opgeleid, maar niemand krijgt hen te zien. Het oefenmodel van de spaceshuttle blijft achter glas. Miljarden dollars belastinggeld pompt de Amerikaanse ruimtevaartindustrie er jaarlijks doorheen. „Er is nauwelijks discussie over”, zegt Rahsaan Johnson. „Alleen als er een ramp gebeurt, wordt erover gesproken.”
Op een grasveldje met de grootse naam Rocket Park in het Johnson Space Center ligt een verzameling oud roest. Zoals de Atlasraket, waarop de Apollo’s de ruimte in gingen. En de Saturnus V. De Domtoren op z’n kant. Het moest de Apollo 18 worden, maar het gevaarte werd nooit gelanceerd.
De krakkemikkigheid van de techniek waarmee de mannen naar de maan werden geblazen, is anno 2002 om achter het oor te krabben. Onlangs plaatste de NASA nog een oproep voor levering van oude Intel-chips die niet meer worden gemaakt maar nog wel ingebakken zitten in de oude shuttles.
Moeras
Buiten de NASA heeft Houston niets. Nou ja, er wonen de dikste mensen van de Verenigde Staten. Burgemeester Lee Brown wil af van dat imago. Om het goede voorbeeld te geven viel hij 10 kilo af. Een campagne moet de rest van de vetrollen afhelpen.
De stad heeft het grootste medisch centrum ter wereld (50.000 bedden), de grootste rodeo ter wereld (de Houston Livestock Show and Rodeo), de op een na grootste achtbaan van de Verenigde Staten, de grootste van dit en de zoveelste beste van dat.
En natuurlijk good old George Bush, de vroegere president, die hier samen met zijn vrouw Barbara woont te midden van 4,5 miljoen stadsgenoten. Het internationale vliegveld is naar hem genoemd. Er staat ook een standbeeld van de man. Zijn nu aan de macht zijnde zoon woonde in Austin, een paar mijl naar het noorden.
We bedoelen echter iets anders. De stad heeft geen hart, geen ziel, geen stedenbouwkundig schoon, geen uniek karakter. Houston is een moeras volgestort met beton, schreef iemand eens. Qua temperatuur gaat de vergelijking met het moeras zeker op. De winters zijn zomers en de zomers bloed- en bloedheet. Met een relatieve luchtvochtigheid die zelfs muggen aan de grond houdt.
Houston is olie. En olie is geld. En geld betekent hier glanzende auto’s en gebouwen met airco. Anders is het nauwelijks uit te houden. Zelfs op de direct aan de baai van Galveston gelegen Kemah Boardwalk is het benauwd.
Vissersbootjes dansen de haven in en uit. De Texaan op het terras vermaakt zich intussen met seafood: garnalen met friet. Vriendelijk verzoek om de meeuwen niet te voeren, melden de bordjes die om de 40 meter aan een paal zitten. De beesten zijn namelijk „op een streng dieet.”
Limousine
Iedere dag is Houston rechtstreeks vanaf Schiphol te bereiken. Even voor halfvier in de middag laat de Boeing 767 van Continental Airlines los. Dik tien uur later is daar de vierde stad van Amerika. Dankzij het tijdsverschil van zeven uur is het in de Mid-South van de States nog vroeg in de avond.
Wie business class vliegt met Continental, wordt van huis opgehaald. Precies op het afgesproken tijdstip staat de donkerblauwe Mercedes voor de deur. Aan de andere kant van de plas is het andere koek. Daar wacht een 12 meter lange witte limousine. Met zo’n slagschip over het asfalt suizen heeft wel wat. Maar niet als de bar droogstaat. De ramen zijn geblindeerd. Van buiten naar binnen is niets te zien. Andersom des te meer.
De schoolklas die bij de George Ranch startklaar staat om de geschiedenis van Texas in te duiken, houdt het erop dat de meest wild uitziende verslaggever uit het groepje wel beroemd moet zijn en die andere mensen zijn lijfwachten zijn. Waarom rijdt-ie anders in zo’n beest van een auto?
Het is de paradox van de Amerikaan. Bij gebrek aan geschiedenis spiegelt hij of zij zich graag aan hedendaagse helden. Zeker de jonkies.
Titanic
In het Museum of Natural Science in downtown Houston is tot begin volgend jaar een expositie over de roemruchte Titanic te zien. Compleet met voorwerpen uit het in de nacht van 14 op 15 april 1912 gezonken schip.
Bezoekers kunnen zelfs een stuk ijs aanraken om te ervaren hoe het die gruwelijke nacht aanvoelde in de Noordelijke IJszee. Volgens overlevering was het min 28 graden. „Mensen stierven niet door verdrinking maar door bevriezing”, meldt een informatiebord. Wie zijn hand langer dan 10 seconden op het bevroren water kan houden is een ijskonijn.
Bij de ingang van de expositie krijgt iedere bezoeker een kaart van de White Star Line met daarop de naam van een bemanningslid of een gast aan boord. Ons kaartje vermeldt bemanningslid Frank Painter.
De bedoeling van het kaartje is onduidelijk. Tot aan het einde van de expositie. Een enorm wandbord vermeldt de namen van opvarenden die werden gered en van degenen die de ramp niet overleefden. Iedereen tuurt met het kaartje in de hand naar het bord. Painter kwam om in de golven.
Amerika zou Amerika niet zijn als de Titanic-expositie niet commercieel werd uitgebuit. In een shop is werkelijk alles te koop: shirts, mokken, puzzels, knuffelberen; alles met opdruk „van het schip dat niet kon zinken.” Dieptepunt is wel het doosje „actual coal”, stukjes steenkool, uit de Titanic. Door duikers van de zeebodem gered. Het doosje waar nog geen vogeltje in past kost 20 dollar. Op een cent na dan.
Meer info: www.houston-guide.com en www.continental.com.