Indonesische kerken hekelen geweld
Christenen in Indonesië zijn nog steeds laaiend. In Jakarta verwoestten stadswachten op 26 augustus het hoofdkwartier van de grootste kerkelijke organisatie in Indonesië, het Verbond van Kerken (PGI). Het kantoor is zwaar vernield. Het was het zoveelste geweldsincident dat de gemoederen bij moslims en christenen in Jakarta hevig verhit. Richard Daulay, algemeen secretaris van de PGI, moet nu de brand blussen.
Het is een levensgevaarlijke verkeerschaos op de dampende Jalan Selamba Raya in Centraal-Jakarta. Vaalblauwe busjes stoppen voor rennende voetgangers en honderden toeterende motorrijders. Op nummer tien bevindt zich een oud, bruin kantoorpand zonder ramen. Het glas ligt gebroken tussen grote stenen en brokstukken. Bezoekers moeten via een zijdeur naar binnen, want de hoofdingang is gesloopt en onbegaanbaar.Richard Daulay zit vermoeid achterover in zijn sobere werkkamer vol familiefoto’s. De 55-jarige algemeen secretaris van de PGI heeft een slopende week achter de rug. Zijn kantoor is volledig vernield en duizenden leden van de omvangrijke christelijke organisatie schreeuwen moord en brand. Het was de zware taak van Richard Daulay de afgelopen dagen om de gemoederen tot bedaren te brengen.
Het begon allemaal op 26 augustus om twee uur ’s middags met een telefoontje. „Mijn assistent belde me, volledig in paniek. Ons kantoor werd belegerd door 200 man in uniform”, vertelt Daulay, die protestant is. „Ze gooiden met stenen, scholden en sloegen met stokken.”
Eerder die dag raakten enkele christelijke studenten slaags met twee groepen stadswachten van de gemeente Centraal-Jakarta. Wat begon als een heftige woordenwisseling, eindigde in een klopjacht op de studenten van GMKI, de Beweging van Christelijke Studenten. Die demonstreerden tegen de verkoop van een stuk land dat van oudsher eigendom was van Nederlandse christelijke scholen in de omgeving. De stadswachten van de Satpol PP renden de studenten achterna, die in paniek het PGI-kantoor binnengingen. Toen begon de veldslag.
Escalatie
De woede moet enorm zijn geweest bij de betrokken gemeenteambtenaren, aldus Daulay. Ze vernielden het reusachtige ijzeren hek, gooiden alle ramen van het oude gebouw in en maakten de hoofdingang kapot. De emoties liepen hoog op.
En niet alleen in Jakarta. Binnen een kort tijdsbestek ontvingen Daulay en zijn staf reacties van tientallen kerkgemeenschappen in Medan, Kupang, Makassar en Noord-Sulawesi. „Het gevaar was dat dit incident escaleerde. En het was een incident. Ons kantoor was geen uitgekozen doelwit van deze burgerwacht.”
Toch kwamen twee dagen later de stadswachten opnieuw naar het PGI-gebouw en vonden er weer ongeregeldheden plaats. Maar van politieke of religieuze motieven voor de geweldsincidenten wil Daulay niet weten. „De commandant van een van de eenheden was nota bene een christelijke Batak uit Sumatra. En ook onder de stadswachten bevonden zich christenen.”
Met name kerkgemeenschappen in de buitengewesten van Indonesië legden de afgelopen dagen direct een verband tussen de vernieling van het PGI-hoofdkantoor en de uitzetting van 1300 christenstudenten van hun hogeschool in Jakarta. „Het gevaarlijkst is dat mensen het incident verkeerd opvatten”, zegt Daulay.
Globalisering
Volgens hem kent Indonesië een grote vrijheid van meningsuiting en is het land nu een werkelijke democratie. „De globalisering speelt hierin een belangrijke rol. De mobiliteit van mensen uit Saudi-Arabië, Nederland, de Verenigde Staten, en zelfs Ternate in Oost-Indonesië, is groter dan ooit. En dit betekent dat nieuws zich razendsnel verspreidt over allerlei verschillende groepen, in allerlei verschillende gebieden. Daarom was het voor mij zo belangrijk dat de vicegouverneur van Jakarta, Prijanto, en het hoofd van de moslimorganisatie Nadhlatul Ulama, Hasyim Muzadi, direct naar ons kantoor kwamen voor morele steun. Ook zij waren geschokt.”
Richard Daulay komt zelf uit het plaatsje Porsea, dicht bij het Tobameer in Noord-Sumatra. Daulay, predikant van de Indonesische Methodisten Kerk, is opgegroeid in Medan, waar christenen een groot deel van de bevolking uitmaken. Maar Jakarta is anders, zo leerde hij snel na zijn benoeming tot algemeen secretaris in 2004. Misschien is hij daarom minder somber gestemd dan christenen in Jakarta over hun toekomst in Indonesië. „Kerken in Indonesië blijven groeien, en de christelijke gemeenschappen zijn gezond. In de jaren zeventig had je in Jakarta twee kerken voor Sumatraanse Bataks. En anno 2008 heb je er meer dan honderd.”