Databank puilt uit, maar rendement blijkt wisselend
De vondst van een DNA-spoor bracht al de nodige personen achter de tralies. Hoe ver mag justitie gaan en wat levert DNA-onderzoek op?
DNA-onderzoek is sinds 1994 bij wet geregeld. In 2001 en 2005 is de regeling die in 1994 van kracht werd, herzien.Volgens de regeling van 1994 mocht DNA onderzoek alleen bij een „dringende noodzakelijkheid” om zeer ernstige delicten op te lossen. Zeven jaar later ontstond ook de mogelijkheid van DNA-onderzoek bij verdachten van delicten waarop vier jaar gevangenis of meer staat en waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan.
Weer vier jaar later, in 2005, kwam daar het DNA-materiaal bij van criminelen die waren veroordeeld voor een dergelijk misdrijf. Via die wettelijke regeling verkreeg justitie DNA-materiaal van de ’nieuwe’ verdachte van de Puttense moordzaak, Ron P.
Via de DNA-databank beschikt justitie inmiddels over 50.000 profielen, het achtvoudige van het aantal van drie jaar terug. Een DNA-revolutie, merkten criminologen op. In zo’n 1600 zaken vond justitie dankzij deze profielen een match. Kanttekening daarbij is dat in 15 procent van deze zaken de match pas werd gevonden toen de zaak al was opgelost.
Door de vondst van DNA-materiaal gaan vooral de plegers van veel voorkomende criminaliteit, zoals woninginbraken, door de knieën. Verdachten van zwaardere delicten sturen, al dan niet op advies van hun advocaten, vaker aan op een rechterlijke toetsing van het gevonden DNA, zonder een bekentenis te doen. Deze strategie geeft de verdediging meer mogelijkheden twijfel te zaaien over de betrouwbaarheid van het materiaal.
In 1999 besloot justitie tot grootschalig DNA-onderzoek in de jacht op een beruchte Utrechtse serieverkrachter. Dergelijk onderzoek, waarbij het onderzoek zich niet beperkt tot individuele verdachten maar een veel grotere kring van personen omvat, zijn sindsdien dertien keer herhaald, aldus justitie in 2006.
In slechts twee gevallen liep de dader, door mee te doen met het onderzoek, tegen de lamp. Een derde dader vestigde de aandacht indirect op zichzelf door niet vrijwillig mee te doen. De overige elf onderzoeken leverden geen dader op.