„Boerkaverbod vooral voorzorgsmaatregel”
„Iets verbieden wat zich nooit voordoet, heeft geen zin.” Zo luidt de laconieke reactie van de rector van een Rotterdamse vmbo-school op het boerkaverbod „voor iedereen op en rond scholen” dat het kabinet gisteren aankondigde. Vijf reacties op een rij.
Dr. K. Veling, voorzitter van de centrale directie van de Johan de Witt Scholengroep in Den Haag: „Ik kan me het kabinetsstandpunt heel goed voorstellen, al hebben wij het hier nog nooit bij de hand gehad. Een boerka is een kledingstuk dat in de communicatie tussen mensen een blokkade opwerpt en niet past in de Nederlandse traditie. Dat is op zich nog onvoldoende reden voor een verbod, daar moet je goede argumenten voor hebben. Dat de boerka de onderwijskundige doelstelling van een school kan frustreren, is zo’n argument. Open kunnen communiceren is essentieel voor het met elkaar kunnen verkeren op school. Het uitgangspunt van de brief is dus prima. Dat ook moeders onder het verbod vallen, gaat mij wat te ver. Het kan betekenen dat zij de school niet meer bezoeken, terwijl goed contact met ouders voor een school juist essentieel is.”B. Meijer, rector van het Comenius Lyceum in Amsterdam-Slotervaart: „Ik heb geen leerlingen met een boerka en zou dat ook niet willen. Daarmee is overigens niet gezegd dat dit verbod overbodig is. In Amsterdam-West lopen best mensen met boerka’s en ik neem aan dat die hun kinderen ook ergens naar school brengen. Het verbod zou consequenties kunnen hebben voor bepaalde basisscholen of voor het islamitisch onderwijs. We moeten niet zo’n punt maken van een vanzelfsprekende kwestie. Het standpunt van minister Plasterk is voor de hand liggend en redelijk. Eén: een boerka bemoeilijkt de communicatie. Twee: een religieuze regel die het dragen ervan voorschrijft, is er bij mijn weten niet.”
P. Guijt, rector van het Islamitisch College in Amsterdam: „In onze kledingvoorschriften staat: ”hoofddoek: wel/ boerka: niet”, dus ik heb hier niet zo’n mening over. De achtergrond van dit kledingvoorschrift weet ik niet, dat is bij de oprichting van de school zo bepaald. Als ik het goed begrijp, laat de minister het volwassenenonderwijs op hogescholen en universiteiten buiten beschouwing. Dat is opvallend, want daar komt de boerka volgens mij nog het meeste voor.”
G. Reniers, rector van het vmbo-college Zuiderpark in Rotterdam-Zuid, onderdeel van de stichting LMC-voortgezet onderwijs Rotterdam: „Iets verbieden wat zich nooit voordoet, heeft geen zin. Ik heb in de zeventien jaar dat ik hier werk nog nooit een leerling hoeven aanspreken op een boerka. Ik ben er niet zo beducht voor dat het over tien, twintig jaar anders is. Mocht het zich onverhoopt voordoen, dan zou ik er absoluut een probleem mee hebben. We zijn weliswaar geen openbare, maar wel een publieke school. Het voornemen van Plasterk heeft vooral toegevoegde waarde als voorzorgsmaatregel. Als je een keer moet ingrijpen, hoef je niet uitgebreid te discussiëren, want je hebt hiermee een steuntje in de rug.”
P. H. Hellendoorn, afdelingsleider onderbouw van het Calandlyceum in Amsterdam-West: „Ik werk hier achttien jaar, reis met het openbaar vervoer en heb in al die tijd hooguit een of twee keer iemand gezien met een boerka. De aandacht ervoor vind ik zwaar overtrokken. Brieven over het boerkaverbod belanden hier op de stapel ”Voor kennisgeving aannemen/niet van toepassing”.