Verbeet moet ‘klimaatprobleem’ oplossen
Premier Balkenende had na de zomer moeite op gang te komen. In het debat van deze week over de positie van minister Cramer (VROM) ging hij maar liefst twee keer buiten zijn boekje.
Het begon ermee dat hij Kamerlid Verdonk publiekelijk herinnerde aan het screeningsgesprek dat hij met haar had gehouden toen zij in 2003 op het punt stond minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie te worden. Of mevrouw Verdonk zich nog herinnerde waarover toen gesproken was. Nee? „Ik zal u helpen. Het begint met de letter k…”, zei Balkenende, zinspelend op mogelijke betrokkenheid van Verdonk bij de kraakbeweging in de jaren 80.Een grapje van de minister-president? Een plagerijtje? Of toch een serieuze onthulling? Dat laatste mag natuurlijk niet. Screeningsgesprekken zijn strikt vertrouwelijk. En omdat een premier ver uit de buurt moet blijven van het wekken van verkeerde indrukken, is zelfs een grapje op dit terrein al ongepast.
De tweede misser was een opmerking van Balkenende aan het slot van het debat. Had hij de achterliggende uren al laten merken dat hij er tabak van had dat hij voor zo’n onbenullige kwestie vanuit Limburg naar Den Haag had moeten komen, rond acht uur ’s avonds brak zijn irritatie onbeheerst naar buiten. Was het debat klaar? Zo, dan kon hij tenminste eindelijk weg, foeterde hij. En met mevrouw Verbeet zou hij de zaak nog wel eens bespreken. Want zo kon dat niet.
Foute boel natuurlijk. Zó hoort een premier de volksvertegenwoordiging niet aan te spreken. Dat zal Verbeet in het onderonsje dat ze later met de minister-president had zeker hebben laten blijken.
Maar dat is niet het enige wat hierover te zeggen valt. Want inhoudelijk gezien had Balkenende het grootste gelijk van de wereld. Een spóéddebat over een handtekening die meer dan twintig jaar geleden is gezet? Een giller. Over zulke zaken mag best worden gedebatteerd, maar een paar dagen eerder of later doet er in zo’n geval in het geheel niet toe.
Zijn Balkenendes missers nog af te doen als incidentjes, het gedrag van de Kamer kan hier zeker niet onder worden geschaard. Hier is sprake van een structureel probleem. Het is tekenend dat de volksvertegenwoordigers nota bene al op de eerste dag na het reces geen weerstand konden bieden aan hun neiging tot overhaasten. Deze start belooft voor de komende maanden weinig goeds.
Toch zal er iets moeten veranderen in de werkwijze van de Kamer, omdat het met het jachtige gedrag zo zoetjesaan de spuitgaten uitloopt. Steeds meer tijd wordt vermorst met zinloze debatten, die door het afwezig zijn van voldoende debatstof al bij voorbaat nergens toe kunnen leiden. Steeds meer wezenlijke problemen blijven onopgelost.
Het doorbreken van de negatieve spiraal is niet gemakkelijk. Een parallel dringt zich op met het klimaatprobleem. Als het om CO(in2(-reductie gaat, kijkt elke burger zijn buurman aan en elk land zijn buurland: begin jij eerst maar eens met energiezuiniger leven, dan volg ik eventueel daarna wel. Zo is het ook met de Kamerleden. Niemand is bereid minder schriftelijke vragen te stellen, minder moties in te dienen, minder spoeddebatten aan te vragen zolang volksvertegenwoordigers van concurrerende fracties dat evenmin doen. En zo houdt iedereen elkaar in een houdgreep.
Als iemand het voortouw zou kunnen en moeten nemen om van het parlement een bezonken orgaan van wijze mannen en vrouwen te maken, dan is het de Kamervoorzitter.
En hier gloort wellicht toch een beetje hoop. Verbeet is namelijk wel degelijk druk bezig het functioneren van de Kamer werkelijk te verbeteren. Achter de schermen voert zij tal van gesprekken met oude en nieuwe Kamerleden, met het doel om op enig moment, zoals de in 2007 aangenomen motie-Schinkelshoek vroeg, met een concreet plan van aanpak te komen.
Als Verbeet erin slaagt met werkbare voorstellen te komen die door een Kamermeerderheid worden gedragen, dan zou deze Tweede Kamer, de lichting november 2006, echt historie schrijven. Veel meer dan met het naar huis sturen van een minister of staatssecretaris.