Benauwd
„O, Heere, maak mij levend om Uws Naams wil …”
Psalm 143:11Ach, ik ellendige mag zeggen dat ik ook in enige betrekking op zo’n strijdperk heb moeten worstelen. De duisternis was mijn kleed, de schaamte mijn deksel, tranen en zuchten mijn lot. Vele benauwdheden waren het deel van mijn beker geworden. Hier werd ik ingeleid om mijn veelvuldige dwaasheden en duisternis van mijn ziel te zien in tegenstelling tot het grote licht van kennis en hemelse verborgenheid dat een profeet des Heeren uitstralen moet. Het doet mij nog met schaamte voor God en Zijn volk staan. Ik zonk in mijn onmacht weg en riep uit die nare diepten: O Heere, redt mij, want mijn kracht is vergaan. De ene keer werd ik door het ongeloof zo heftig besprongen dat ik nauwelijks mijn hoofd door de duisternis kon opheffen om op het aangename troostlicht van de goddelijke beloften te staarogen. Dan weer waren het banden van lichamelijke en geestelijke benauwdheden die mij omringden. Een andere keer waren het mijn zonden die mij drukten, of vijanden die mij verschrikten. Keerde ik mij ter rechterzijde, of wendde ik mij ter linkerhand, er was kommer van rondom. Gods aangezicht was verre, vrees en beving waren er in mijn hart. Ik moest soms Jobs klachten in Gods schoot uitstorten.
Wilhelmus Themmen,
(”Op- en aftocht van een geestelijke wachter”, 1730)
predikant te Amersfoort