Orkaan boven land snel uitgeput
Vrijwel alle orkanen die Amerika aandoen, zijn van Afrikaanse komaf; ze hebben een oog, een naam en vallen in een bepaalde classificatie. Eenmaal boven land zijn hun dagen geteld. Maar hoe komen ze, ruim daarvoor, aan hun verwoestende kracht?
OORSPRONG: De orkanen die elk jaar van mei tot en met november een spoor van vernieling door het Caraïbisch gebied trekken, hebben hun oorsprong ver buiten die regio. Het begint meestal met een onweersstoring in het Ethiopisch Hoogland; dus boven het Afrikaanse continent. Eens in de vier, vijf dagen ontwikkelt zich in Ethiopië wel een groep onweersbuien. Boven Afrika hangt dan eerst een complex van buien, dat onder invloed van een westelijke bovenstroom in de atmosfeer, de jetstream, in de richting van de Atlantische Oceaan koerst. Als de jetstream te sterk is, kunnen onweersbuien zich niet meer tot grote hoogte ontwikkelen en wordt de depressie als het ware afgekapt. Gebeurt dat niet, dan gaat de lucht met toenemende snelheid om de kern van het lagedrukgebied draaien en kan zich binnen enkele dagen een krachtige orkaan ontwikkelen.(is0(SPIRAALVORM: Op een satellietfoto is de orkaan -Amerikanen spreken van een ”hurricane”- zichtbaar als een witte spiraalvormige wolkenstructuur. Niet zelden heeft de spiraal een doorsnee van 500 kilometer. Katrina, drie jaar geleden, had een oppervlakte zo groot als Nederland. De lucht wordt met snelheden van 120 tot 240 kilometer per uur naar het centrum van de depressie gezogen. De spiraalvorm ontstaat doordat tegelijkertijd de aarde om zijn as draait.
VERDAMPING: Sterke verdamping van het oceaanwater rond het centrum van de depressie houdt het systeem in leven. Onder invloed van de warmte stijgt het verdampte water op. Bij toenemende hoogte koelt de lucht af en condenseert de waterdamp. De warmte die daarbij vrijkomt -verdamping kost warmte, condensatie geeft warmte- levert de bewegingsenergie op om het systeem gaande te houden. De warme lucht in de zware onweersbuien stijgt tot grote hoogten: 10 tot 14 kilometer is geen zeldzaamheid. Dat proces houdt aan het oceaanoppervlak de luchtdruk laag, waardoor er met orkaansnelheden voortdurend lucht wordt aangezogen. Zodra een tropische wervelstorm een continent bereikt, is het met zijn voortbestaan gedaan. Als de warme oceaan ontbreekt, is de cycloon afgesneden van zijn bron.
WATERTEMPERATUUR: Of er al dan niet tropische wervelstormen boven de Atlantische Oceaan ontstaan, is dan ook sterk afhankelijk van de watertemperatuur. De kritische grens ligt in de buurt van de 27 graden Celsius. Bij 25 graden verdampt er niet genoeg water, zodat zich geen zware buien kunnen ontwikkelen. Dat gebeurt wel bij 26, 27 graden. Bij die temperatuur is er dan ook voldoende warmte in de bovenlucht aanwezig om aan het aardoppervlak constant een lage luchtdruk in stand te houden. Op het noordelijk gedeelte van de Atlantische Oceaan wordt vanaf mei tot en met november aan die voorwaarde voldaan. Ten zuiden van de evenaar hebben koude zeestromen invloed. Bovendien ontstaan daar hoogst zelden tropische wervelstormen, omdat er op het zuidelijk halfrond op het Afrikaanse continent geen zware onweersstoringen ontstaan, zoals op het Ethiopisch Hoogland. Boven de Stille Oceaan doet zich het tegendeel voor. Daar is de watertemperatuur het hele jaar door 30, 31 graden. Daarom hebben Japan en de Filipijnen het hele jaar last van orkanen. De piek ligt daar eveneens in de periode augustus-oktober, maar ook in december en januari komen daar orkanen voor. Door stijging van de watertemperatuur als gevolg van een versterkt broeikaseffect deed zich in 2004 in het Zuid-Atlantische gebied een unicum voor: orkaan Catarina trof in maart Brazilië.
LUCHTDRUK: In een krachtige orkaan daalt de luchtdruk tot extreem lage waarden, die een gewone barometer niet aankan. In Katrina (2005) die als klasse 4 aan land ging, daalde de luchtdruk in het centrum tot 902 hectoPascal (hPa); voorheen millibar genoemd. Orkanen die in klasse 5 aan land gaan, zijn zeldzaam en hebben een nog lagere luchtdruk. De Amerikanen kennen maar drie voorbeelden: orkaan Labor Day in 1935, met een luchtdruk van 892 hPa en de hurricanes Camille in 1969 en Andrew in 1992. Het wereldrecord van 870 hPa staat op naam van tyfoon Tip, die op 12 oktober 1979 het eiland Guam, in de Stille Oceaan, bereikte.
OOG: Een volwassen cycloon heeft in het centrum een oog. Dat is een onbewolkt gebied dat zich in het middelpunt van de spiraalvormige wolkenstructuur bevindt. Op een satellietfoto is het te herkennen als een rond en donker gebied. Die wolkenvrije zone ontstaat doordat er in het centrum van de cycloon een dalende luchtbeweging heerst. In die muren van onweerswolken rondom het centrum van de depressie stijgt de lucht tot grote hoogten en buigt daar dan in alle richtingen af. Die lucht moet immers ergens naartoe. Een klein deel daalt in het centrum van de cycloon als gevolg van de zeer lage luchtdruk in dat gebied. Dalende lucht wordt warmer, waardoor alle bewolking oplost. Daarom is dat gebied op een satellietfoto herkenbaar als een donkere plek. Terwijl het oog over een gebied trekt, gaat de wind even liggen. De orkaan komt korte tijd later na die betrekkelijke stilte altijd uit een andere hoek weer aanstormen. Dat is het gevolg van de spiraalvormige structuur rond de diepe depressie.
CLASSIFICATIE: Amerikaanse meteorologen hebben een classificatiesysteem voor orkanen ingevoerd. Dat loopt van 1 tot en met 5. Klasse 1 begint bij windsnelheden van 120 kilometer per uur; categorie 5 bij een doorstaande wind van 248 kilometer per uur. Bij 5 hoort volgens de Amerikaanse classificatie van Saffir-Simpson zeer grote schade.
NAMEN: Voor de naamgeving hanteert de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) sinds 1979 een wereldwijd geaccepteerd systeem. Voor het Caraïbisch gebied liggen bij de WMO per vijf jaar van tevoren vijf lijsten klaar. Elk jaar beginnen de meteorologen met een nieuwe lijst en begint de naam van de eerste orkaan met een A, de volgende met een B. Al eindigt het seizoen in november bijvoorbeeld bij de K of de L, het volgend jaar begint dan toch weer met A. Binnen een jaar komen jongens- en meisjesnamen om en om aan de beurt. Het zesde jaar is de lijst van vijf jaar terug weer aan de beurt. Dan komen dezelfde namen opnieuw voor, behalve die van de heel zware orkanen, die in de herinnering van de bevolking verbonden zijn met dramatische gebeurtenissen.