Opinie

Bijbel behoudt ambt voor aan man

De Bijbel geeft de vrouw een eigen plaats in de kerkelijke gemeente, maar deelt de overdracht van de apostolische leer via het ambt toe aan de man, schrijft ds. C. den Boer. Hij reageert op de artikelen van dr. H. Post en G. A. van der Spek-Begemann (RD van dinsdag).

3 September 2008 08:36Gewijzigd op 14 November 2020 06:19
„De Schrift biedt geen pasklare kerkorde voor alle tijden en plaatsen. Maar toch blijft het waar wat dr. O. Noordmans ooit eens heeft gezegd, dat de vraag naar een verantwoorde kerkelijke ordening geen kwestie is van utiliteit, maar van exegese bij het li
„De Schrift biedt geen pasklare kerkorde voor alle tijden en plaatsen. Maar toch blijft het waar wat dr. O. Noordmans ooit eens heeft gezegd, dat de vraag naar een verantwoorde kerkelijke ordening geen kwestie is van utiliteit, maar van exegese bij het li

Het is belangrijk ons te realiseren van welke hermeneutische uitgangspunten (leesregels) we in onze omgang met de Schrift uitgaan. Daarbij is nog steeds van gewicht wat artikel 5 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt, dat we de Schrift ontvangen „om ons geloof daarnaar te reguleren, daarop te gronden en daarmee te bevestigen.” Deze gelovige luisterhouding geldt ook voor ons geloof in de kerk en de ordening van het kerkelijk leven. Van de Schrift uit naar de (kerkelijke) praktijk toe, zoals drs. P. J. Vergunst stelt (RD van 26 augustus), is een gepaste hermeneutische regel.Daarbij moeten we voortdurend verlegen blijven om de leiding van Gods Geest, Die in al de waarheid leidt en ons leert om de eigen tijd in dat licht te taxeren (vindingrijk en gericht op relevante dingen). Dat laat onverlet dat we beducht moeten blijven voor het lezen van de Schrift door een eigen bril en vanuit eigen (traditioneel gebonden) vooronderstellingen. De lezer van de Schrift bepaalt in elke geval niet mede de inhoud van de Schrift.

En bepaalde uitspraken van de Bijbel vanuit de culturele contexten van toen verklaren, zoals G. A. van der Spek-Begemann doet, maakt die uitspraken misschien verstaanbaar, maar daarom nog niet voor onze tijd van geen belang. Wat zij te berde brengt bij 1 Timotheüs 2 is trouwens exegetisch onverantwoord.

Al zijn de twee door Vergunst genoemde teksten geen grof geschut om de vrouw in het ambt te bombarderen, in het licht van het totale Schriftgetuigenis laten zij wel de eigen plaats van de vrouw (en niet slechts van de gehuwde vrouw) in de samenkomsten van de gemeente zien.

Nu biedt de Schrift geen pasklare kerkorde voor alle tijden en plaatsen. Maar toch blijft het waar wat dr. O. Noordmans ooit eens heeft gezegd, dat de vraag naar een verantwoorde kerkelijke ordening geen kwestie is van utiliteit, maar van exegese bij het licht van Gods Geest en in geloof. Zo’n kerkelijke ordening is dus geen vrucht van een correlatief samenspel van het Schriftgetuigenis en de vragen van de (onze) tijd.

Geestesgaven en ambt
In de sterk ’charismatisch’ gelede gemeente van het Nieuwe Testament, waarin zowel mannen als vrouwen (in hun eenheid in Christus) actief waren, participeerde ieder naar zijn eigenheid. De vrouw profeteerde wel, maar zonder te domineren of de man in de beoordeling van de profetie de pas af te snijden door te interrumperen met lastige vragen (1 Kor. 14:34). Dat laatste noemt Paulus „lelijk.” Dat woord heeft niet met ”etiquette” te maken, maar betekent: ongepast (zo doen wij niet in de christelijke gemeente).

In 1 Timotheüs 2 laat Paulus uitdrukkelijk weten dat het de vrouw niet toekomt deel te nemen aan de overdracht van de apostolische leer. Dat houdt in dat die overdracht onder de directe verantwoordelijkheid blijft liggen van de leidinggevenden in de gemeente.

In het Nieuwe Testament wordt daarnaast ook nadruk gelegd op de fundering en toerusting van de gemeente door de leidinggevenden. In de weg van de apostolische bediening van het Woord van God vanuit het geheel van daardoor in de gemeente gegeven ”charismata” (geestesgaven) haalt Christus ook bepaalde charismata naar boven die hij als een ’tegenover’ in een ambtelijke bemiddeling aan de gemeente geeft. (Zie Ef. 4:11vv.)

Zo wordt er over de kudde gewaakt. De gemeente is dus geen zelfbedieningszaak van de Heilige Geest. Dat in deze ambtelijke bemiddeling zowel mannen als vrouwen zonder onderscheid ouderling en/of diaken zijn geweest, is niet hard te maken uit de Schriftgegevens. Dit ligt geheel in de lijn van het onderwijs van Christus, die geen vrouwen mee uitzond onder de twaalf apostelen.

Goede samenhang
Het hiervoor genoemde komt in het Nieuwe Testament in goede samenhang en samengang met elkaar voor. En waar dat praktijk is, is er geen enkele behoefte om alles te verambtelijken en ook aan kerkelijke werkers het ambt toe te kennen, zoals voorgesteld door dr. H. Post. Terecht heeft de synode van de PKN indertijd de suggesties van Post afgewezen.

Het ambt is een geweldige zegen; de charismatische bedieningen in de gemeente zijn het ook. In de vormgevingen van de charismata, toegespitst op onze tijd, kan Gods gemeente genoeg vindingrijk zijn om in te spelen op eigentijdse behoeften. Daarbij blijft de christenvrouw ook opstandingsgetuige (dat is niet hetzelfde als apostel, zoals Van der Spek-Begemann stelt).

Aan haar zou ik willen vragen of zij vindt dat er in het boek ”Man en vrouw in Bijbels perspectief” (ik denk bijzonder aan het hoofdstuk over het Nieuwe Testament) niet zorgvuldig geluisterd is naar de Schrift. Juist dat is de worsteling geweest van de commissie (voorafgaand aan deze studie), vijf jaren lang.

Gelovig luisterend naar de Schrift kwamen we tot de conclusie dat man en vrouw gelijkwaardig zijn in de kerk. Maar dat gelijkwaardig voor de vrouw ook betekent „het ambt waardig”, dat hebben wij juist betwist en dat betwisten we nog.

De auteur is hervormd emeritus predikant en hoofdauteur van ”Man en vrouw in Bijbels perspectief”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer