Zorgvuldig luisteren niet genoeg
Bezwaren tegen de vrouw in het ambt zijn gebaseerd op een zorgvuldig luisteren naar de Schrift, aldus P. J. Vergunst (RD van 26 augustus). Dr. Henk Post vindt dat deze stellingname voorbijgaat aan het hermeneutische vraagstuk hoe wij de Schrift lezen. Het is ook mogelijk om met zorgvuldig luisteren tot andere conclusies te komen.
P. J. Vergunst wil „starten bij de Bijbeltekst en van daaruit de vertaalslag naar de praktijk in de kerk maken - en niet andersom.” Zijn goede bedoeling ten spijt lijkt mij dat geen zorgvuldige benadering. Hij miskent namelijk het hermeneutisch vraagstuk: Hoe lezen we de Schrift?Naar mening van prof. dr. H. W. de Knijff, emeritus hoogleraar dogmatiek in Utrecht, is het van alle tijden om de Heilige Schrift vanuit een bepaalde invalshoek te ondervragen. Hij acht dit legitiem, maar voegt er de waarschuwing aan toe dat de actuele levenscontext van de lezer de uitleg niet mag overheersen. De Apeldoornse oudtestamenticus prof. dr. H. G. L. Peels benadrukt dat alle Bijbeluitleg zich afspeelt op een spanningsveld met drie coördinaten: de auteur, de tekst en de lezer, die deel uitmaakt van een gemeenschap van gelovigen.
Dr. A. Noordegraaf wijst erop dat wie op een Bijbelgetrouwe manier de Schrift wil uitleggen en toepassen, bedacht dient te zijn op de eigen vooronderstellingen, die het verstaan hinderlijk kunnen belemmeren. Niemand nadert blanco tot de Heilige Schrift. We lezen altijd de Bijbel als mensen die leven in een bepaalde tijd en een bepaalde cultuur en die vanuit een bepaalde achtergrond en traditie gevormd zijn.
Noordegraaf verwijst in dat verband naar dr. B. Wentsel. Deze gereformeerde theoloog constateert dat iedere vertolker leest met een leesbril en volgens een bepaalde leeswijze interpreteert. Naar de overtuiging van Noordegraaf slaat Wentsel de spijker op zijn kop. Een orthodoxe schriftvisie betekent niet dat we daarvan gevrijwaard zijn.
Boventoon
Dus ook iemand als Vergunst luistert met zijn eigen vooronderstellingen naar het Woord van God. Daarom is het ook mogelijk door zorgvuldig te luisteren tot een andere exegese te komen. Ik geef twee voorbeelden.
Prof. dr. C. Graafland, die namens de Gereformeerde Bond hoogleraar was te Utrecht, bespreekt in een publicatie uit 1994 de paulinische teksten 1 Korinthe 14:34-35 en 1 Timotheüs 2:11-15, waarnaar ook Vergunst verwijst. In geen van beide schriftplaatsen maakt Paulus naar zijn mening melding van het bekleden van een kerkelijk ambt.
In 1 Korinthe 14 schrijft Paulus dat de vrouwen de gave van de profetie mogen gebruiken, zoals hij al heeft aangegeven in 1 Korinthe 11, maar zonder opvallend en hinderlijk de boventoon te voeren. In 1 Timotheüs 2 zegt Paulus dat er in de samenkomsten van de gemeente vrouwen zijn die door hun beleren en discussiëren een vorm van overheersing tentoonspreiden over de aanwezige mannen. Dit keurt Paulus af.
De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken behandelde in 1998 het ”Eindrapport Deputaten voor de vragen rond vrouw en ambt”. Het minderheidsrapport dat daarvan deel uitmaakt, stelt dat de passage 1 Korinthe 14:34-35 staat in het verband van het ordelijk en stichtelijk verloop van de gemeentelijke samenkomsten. Interrupties van gehuwde vrouwen die om opheldering vroegen waren niet gewenst. Paulus verwijst naar een algemene fatsoensnorm in de samenleving, het gaat hem niet om een algemeen zwijgverbod voor vrouwen. Dat laatste blijkt duidelijk uit 1 Korinthe 11:2-16.
Presbyter
In 1 Timotheüs 2 heeft Paulus volgens het minderheidsrapport vooral gehuwde vrouwen op het oog. Publiek onderricht door vrouwen in samenkomsten van de gemeente kon gemakkelijk worden uitgelegd als een demonstratief gezag uitoefenen over de man. Dat stond haaks op wat in de samenleving van toen werd gezien als de goede verhouding tussen man en vrouw in het huwelijk. Het zou de voortgang van het Evangelie eerder belemmeren dan bevorderen.
Wat Graafland deed en wat de christelijke gereformeerde theologen deden, is dat het „wegmasseren” van Schriftgegevens? Ik durf dat niet te beweren. Wat het wel betekent, is dat het luisteren naar de Bijbel niet kan zonder een hermeneutische verantwoording.
Persoonlijk ben ik van mening dat de teksten waarop Vergunst zich beroept, geen antwoord bieden op de vraag naar de vrouw in het ambt. In mijn proefschrift (2006) bespreek ik dat de internationale heersende opvatting onder nieuwtestamentici is dat in het Nieuwe Testament de presbyter, ook wel opziener en ouderling/oudste genoemd, als taak heeft de bediening van het Woord. Hij is de voorganger, de predikant, die het werk van de apostelen voortzet. Wezenlijk voor dit ambt is de Christusrepresentatie.
Prof. dr. A. F. N. Lekkerkerker heeft erop gewezen dat het ”tegenover”-aspect in het ambt bij Calvijn voor de apostelen geldt en in afgeleide zin ook voor het ambt van presbyter. Hierin treffen we in het Nieuwe Testament uitsluitend mannen aan. Laten we nog eens goed nadenken over wat dit gegeven betekent voor de discussie over de vrouw in het ambt.
De auteur is in 2006 gepromoveerd op het onderzoek ”De kerkelijk werker en het ambt” en bereidt een historisch proefschrift voor over de protestantse politieke partijen en het kiesrecht voor de vrouw.