Betoog tegen de multiculti’s
Titel:
”Moderne Papoea’s. Dilemma’s van een multiculturele samenleving”
Auteur: Paul Cliteur
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam, 2002
ISBN 90 295 0971 6
Pagina’s: 191
Prijs: € 16,50. Moeten allochtonen zich aanpassen aan onze zeden en gewoonten? Zo ja, aan alle? Of hebben nieuwkomers recht op het beleven van de eigen cultuur, ook als mannen hun eigen vrouwen plegen te vernederen en imams niet-moslims verketteren? Hoogst actuele vragen waarover de Leidse rechtsfilosoof Paul Cliteur veel verstandige en ook wel wat minder verstandige dingen heeft te zeggen.
Zo’n 300 jaar geleden waren de Franse Cevennen het toneel van bloedige schermutselingen. Belijders van de gereformeerde religie waren vogelvrij verklaard, wat leidde tot afschuwelijke vervolgingen. Maar de protestanten, beter bekend als hugenoten, wensten niet als willoze slachtoffers te fungeren. Zij sloegen genadeloos terug.
Wij zouden de strijd tegenwoordig een guerrillaoorlog noemen. Een bende van fanatieke boeren en ongeletterden uit de werkende stand zaaide dood en verderf. Vanuit hinderlagen wachtten ze de soldaten des konings op om hen vervolgens door neervallende rotsblokken te verpletteren. Ook de burgerbevolking was niet veilig. Moordpartijen en plunderingen waren aan de orde van de dag.
De camisards, zoals de vechtersbazen werden genoemd, rechtvaardigden hun gewelddadige acties met een beroep op de Bijbel. Niet alleen aan het Oude maar ook aan het Nieuwe Testament ontleenden ze teksten waardoor ze zich gedekt voelden. De tegenstander, de rooms-katholieke geestelijkheid, werd bijvoorbeeld vergeleken met de ”sprinkhanen uit de afgrond” uit Openbaring 9. Tegen zulk moordzuchtig ongedierte was elk middel gewettigd.
Christenen gruwen anno 2002 van een dergelijk beroep op de Schriften en de daaruit voortvloeiende praktijken in de Cevennen. Opdrachten uit het Oude Testament aan godvruchtige koningen om de goddelozen te verdelgen, achten we niet meer van toepassing voor de nieuwtestamentische tijd. De Franse camisards hadden in onze ogen van de oproep van Christus om juist de andere wang toe te keren, weinig begrepen. De strijd tegen goddeloosheid is sinds de komst van Christus niet meer fysiek maar vooral geestelijk van aard.
Het is een interessante vraag of deze bijbeluitleg ons soms erg goed uitkomt? Stel dat er voor hedendaagse christenen wel sprake zou zijn van een gebod tot lijfelijke strijd, wat dan? Zouden we dan inderdaad de wapens ter hand nemen en alle onkuise reclame-uitingen te lijf gaan? Of -om in de lijn van ons voorgeslacht te blijven- paapse gebouwen van beelden bevrijden? We hebben het dan nog maar niet over het ombrengen van spotters en brute godloochenaars. Er zou werk genoeg zijn.
Beschaafd
Het zal duidelijk zijn dat onder orthodoxe christenen voor dergelijke acties vandaag de dag weinig bereidheid bestaat. We vinden met elkaar dat we verwerpelijke denkbeelden en uitingen wel moeten bestrijden maar ’foute’ mensen zelf in hun waarde dienen te laten. We benaderen anderen niet met agressie, verafschuwen opdringerige bekeringsmethoden, zullen andersdenkenden niet nodeloos willen kwetsen en verkiezen het harmoniemodel boven de barbaarse confrontatie.
Dat we ons zo beschaafd gedragen, is onmiskenbaar een gevolg van de Verlichting, het proces uit de achttiende eeuw dat verstrekkende gevolgen heeft gehad voor de wijze waarop wij denken en met elkaar omgaan. Die geestelijke omwenteling heeft een samenleving opgeleverd waarop vanuit christelijk perspectief zwaarwegende kritiek is aan te voeren, maar die ook veel goede kanten heeft. Dat uiteenlopende bevolkingsgroepen in een zekere verdraagzaamheid naast elkaar leven, is er een van.
We vinden dat intussen al zo gewoon dat we met ontzetting kennisnemen van de praktijk in andere landen die dat proces van de Verlichting niet hebben doorgemaakt. Neem de moslimregio in het Midden-Oosten. Christenen mogen daar worden achtergesteld omdat ze niet meer zijn dan honden, volledige vrijheid van belijden is alleen voor aanhangers van Mohammed weggelegd, onwillige vrouwen mogen worden mishandeld en zelfmoord ten behoeve van het goede doel wordt warm aanbevolen.
Aanpassen?
Kun je of moet je nu zeggen dat onze westerse, hedendaagse beschaving van een hogere orde is dan de cultuur van menig moslimland? Hebben wij christenen een hoger niveau van civilisatie bereikt dan de Franse camisards? En: Mogen wij van nieuwkomers in onze samenleving verlangen dat ze zich aanpassen aan onze superieure cultuur?
Moeten moslimvrouwen hun hoofddoekje, als teken van onderdrukking, afleggen zodra ze op Schiphol de aankomsthal betreden? Dienen polderimams hun scheldkanonnades aan het adres van homo’s en christenen te staken? Mogen wij hen verplichten eerst in te burgeren en, zo ja, wat brengen we hen dan bij?
Het zijn warempel vragen die ertoe doen. Willen we de bestaande cultuur instandhouden of stellen we ons open voor nieuwe invloeden? Kiezen we voor een monocultuur waarbij iedereen zich houdt aan traditionele zeden en gewoonten, of verkiezen we een multiculturele samenleving waarin de nieuwkomers een zekere bescherming krijgen bij het oprichten van hun eigen bastions? Hebben -om maar wat te noemen- moslims recht op hun eigen enclaves of koersen we aan op aanpassing? Mogen zij persisteren of dwingen wij hen te assimileren?
Draagvlak
Over deze kwestie en wat daarmee samenhangt, heeft de Leidse rechtsfilosoof dr. Paul Cliteur uitgesproken opvattingen. Hij heeft ze nu in boekvorm gebundeld onder de titel ”Moderne Papoea’s”. Volgens hem behoren Papoea’s tot een van de weinige volken die hun levensstijl, hun zeden en hun tradities zo zuiver mogelijk hebben weten te behouden. De titel is een knipoog naar dat gegeven.
Bijbelgetrouwe christenen zullen aan de huidige cultuur de voorkeur geven boven de mix waarover multiculti’s zo lyrisch doen. Het huidige bestel biedt op zijn minst nog een bedding waarin zij met hun kinderen hun geloof kunnen belijden en beleven. Het liefst zouden genoemde christenen deze door verloedering aangetaste samenleving nog willen hervormen. Bijbelse normen die in de loop der decennia naar de achtergrond zijn verdrongen, zouden ze graag weer in ere willen herstellen. Het zou een maatschappij opleveren die in hun ogen leefbaar zou zijn. Immers: opdat het u welga.
Cliteur moet van die benadering niets hebben. Hij erkent de Joods-christelijke wortels van onze beschaving maar kan met bijbelse gegevens als regels ten leven geen kant uit. Vanuit zijn optiek is daar ook wel in te komen. Voor het invoeren van bijvoorbeeld een verbod op echtscheiding is geen draagvlak meer en bovendien zijn christenen het onderling danig oneens over dit soort kwesties.
Maar wat dan? En gaat het dan nog steeds iedereen wel? Om met die laatste vraag te beginnen: Volgens Cliteur hoeven we ons daarover geen zorgen te maken. Hij wijst op eerdere niet-christelijke beschavingen waarin het over het algemeen goed toeven was. Een samenleving hoeft dus volgens hem helemaal niet christelijk te zijn om toch leefbaar te zijn.
Hoe dat mogelijk is? Door te kiezen voor klassieke waarden. Er zijn, zo betoogt Cliteur, spelregels die voor alle tijden en voor alle soorten mensen gelden. Met name de vrijheid van meningsuiting neemt bij hem een centrale plaats in. Dat wil niet zeggen dat hij iedere mening, iedere opvatting en iedere culturele uiting gelijkwaardig acht, maar hij bepleit wel de nodige ruimte om die te kunnen ventileren.
Steriel
Cliteur is niet de eerste die bedenkt dat er een soort oerwaarden zijn die borg staan voor een gezonde maatschappij. Neoconservatieven hebben zelfs een eigen organisatie opgericht, de Edmund Burke Stichting, die mede is bedoeld om die universele waarden te helpen verspreiden. Dat Cliteur zich in dat gezelschap thuis voelt, zal geen verbazing wekken. Wel onderscheidt hij zich in die zin dat hij zich manifesteert als antigodsdienstig. Dat hebben de meeste neoconservatieven helemaal niet. Zij erkennen juist de heilzame invloed van religie op individuen en verbanden.
Wat dat betreft opteert Cliteur voor een wel erg steriel model. Daar is heel wat op af te dingen. Toch heeft hij verdienstelijk werk verricht. Het thema dat hem tot schrijven inspireert, is van eminent belang. Terecht vraagt hij er aandacht voor.
Neem de opkomst van de islam. Als het CBS gelijk krijgt, zal deze religie in ons land de tweede in grootte worden. Die omslag zal zich in 20 jaar tijd voltrekken. Het is een open deur om te voorspellen dat de gevolgen verstrekkend zullen zijn. We zien ze nu al om ons heen.
Niet dat we meteen spookbeelden moeten oproepen alsof de sharia hier ingevoerd staat te worden en we straks allemaal gedwongen worden met een gebedsmatje rond te lopen. Wel moeten we op zijn minst nadenken over de vraag hoe we de islamisering van ons land kunnen voorkomen. Het is volgens Cliteur een zaak van scherpe grenzen trekken en van doortastend keuzes maken. Doordat de multiculti’s tot voor kort domineerden, is te veel tijd verloren gegaan.