Aanvankelijk beschuldigde justitie K. er eveneens van ontucht te hebben gepleegd met het broertje van het vermeende slachtoffer. Maar het openbaar ministerie oordeelde dat voor dit feit te weinig bewijs op tafel ligt.De man begon in 1996 het kind, dat toentertijd negen jaar oud was, onzedelijk te benaderen. De jongen woonde bij de 31-jarige in de buurt en kwam vaak bij hem over de vloer. Verschillende keren liepen die bezoeken volledig uit de hand. Bij een gelegenheid zou K. zijn gezien door de moeder van de jongen. Pas jaren na de incidenten werd er aangifte gedaan.

De verdachte, die stelde te zijn verhuisd omdat de toestand voor hem in Waardenburg onhoudbaar was geworden, gaf de meeste feiten toe. Hij trok tijdens de rechtszitting het boetekleed aan. „Ik vind het verschrikkelijk wat er is gebeurd. Ik heb er enorme spijt van”, aldus de 31-jarige. Inmiddels heeft de K. zich onder behandeling laten stellen.

Hoewel de reclassering de rechtbank adviseerde om de Edenaar te veroordelen tot een taakstraf, wilde de officier van justitie hier niets van weten. „De feiten zijn veel te ernstig. Meneer heeft een jongen misbruikt die in een kwetsbare leeftijd verkeerde en hem zag als een grote broer.”

De raadsman vroeg de rechters in het geval van een veroordeling een voorwaardelijke celstraf op te leggen of anders onbetaalde arbeid. De advocaat pleitte voor een lichtere straf, mede omdat volgens hem de kans dat de Edenaar weer in de fout gaat nihil is.

Uitspraak op 11 september.