Christelijk leiderschap: liever niet
Achter het spreken over ”christelijk leiderschap” zit een verkeerde theologie, stelt dr. C. P. Boele. Vanmiddag hield hij voor theologiestudenten van de Gereformeerde Bond een lezing over ”Geest en bedrijfsleven”. Een samenvatting van een deel van zijn betoog.
Er is sprake van een nieuwe mode: christelijk leiderschap. Het klinkt leuk, maar toch wil ik er tegen waarschuwen. Ik ben bestuursvoorzitter van een grote christelijke instelling met 450 medewerkers. Ben ik nu een christelijke leider? Al mijn hervormd-gereformeerde stekels gaan bij die kwalificatie overeind staan. Ik noem zes argumenten om liever niet over christelijk leiderschap te praten.1. Jeremia roept de ballingen in Babel op dezelfde dingen te doen die de wereld ook doet (Jer. 29): huizen bouwen, wonen, tuinen aanleggen, eten, trouwen, kinderen krijgen. Christenen doen geen andere dingen of met een eigen systeem, maar doen wat extra: vrede zoeken voor de stad waarin ze wonen en voor hem bidden. Dat is christelijk leiderschap.
- Christenen zijn vreemdelingen, bijwoners, die niet op aarde zijn om de structuren van de wereld te veranderen, want die wereld gaat voorbij. Dat zou, schrijft prof. A. van de Beek, hetzelfde zijn als een nieuwe positiejapon kopen als de bevalling al begonnen is. Christelijke leiders willen van alles bouwen, realiseren en opbouwen. Maar een christen is schildwacht van de eeuwigheid (Calvijn) en deze heeft een zekere onthouding nodig om beneveling te vermijden. Het puritanisme is dan ook geen door de cultuur achterhaald standpunt, maar een diep inzicht in de natuur van het leven onder het kruis (Noordmans).
Kuyperiaans
3. Christelijke leiders willen daadkrachtig zijn. Dat is echter het laatste wat de kerk is toe te wensen. Het gevaar van christelijk leiderschap is dat de kerk een onderneming wordt, met een te concreet doel voor ogen, een te politieke beweging derhalve. Daarom moeten we zeer voorzichtig zijn met Amerikaanse methoden, die het rumoer der wereld naäpen, het proberen te overtroeven; zij overorganiseren met dergelijke plannen en programma’s de kerk, zodat haar wezen en instrumentering verloren gaan (Noordmans).
Moderne managementpraat gaat bijvoorbeeld over ”eigenaarschap”. Maar we zijn volgens de Bijbel en Zondag 1 van de Catechismus veeleer eigendom dan eigenaar. Juist die kwetsbare, breekbare, weinig flitsende ouderling, die nooit een coach of managementtraining heeft gehad, is misschien wel de beste pastor.
- Het fenomeen christelijk leiderschap is een moderne variant van de oude, kuyperiaanse en niet-hervormde antithesegedachte, volgens welke wij een eigen, christelijk concurrerend systeem hebben of kunnen maken. De charme daarvan heb ik zelf destijds -tijdelijk- ervaren met betrekking tot de wijsbegeerte der wetsidee: een eigen christelijk filosofisch systeem. Maar algauw zie je dan dat er evenzovele systemen als christelijke leiders zijn, met scheuringen als gevolg.
In de twintigste eeuw bonden christenen de strijd aan met de secularisatie door middel van verzuiling en het tegengaan van verkeerde maatschappelijke ontwikkelingen. Strijdbare clubs werden opgericht, zoals de EO. We waren tégen communisten en de evolutietheorie, vóór Israël en het creationisme.
Na de val van de muur en onder paars verdween de relevantie van deze strijd. Hij is namelijk verloren. Nederland is definitief geseculariseerd en de christenheid heeft geen vanzelfsprekende aanspraken meer op macht. Dat is lastig, want denken in termen van macht en invloed ben je niet zomaar kwijt. De zogenaamde christelijke leiders passen dan ofwel de boodschap aan of de vorm om de aansluiting niet te missen. De vraag is echter of we zo niet verder van huis raken.
Natuurlijk, de neocalvinistische leidslieden zijn ver gekomen in cultuur, wetenschap, politiek. Maar de eeuwigheidsschroom is er al snel uit verdwenen en de algemene genade, waarin nog zonderemming zat, werd algemene roeping, een loopplank waarlangs velen de kerk verlieten.
Er zit een heel verkeerde theologie achter leiderschapsideeën, vooral in de combinatie van neocalvinisme en evangelicalisering, die ik sinds een jaar of vijf ook in de Gereformeerde Bond waarneem. Dit christelijk leiderschap bevat te veel humanistische bravoure. Het staat niet diep genoeg in de tragiek van het Evangelie van zonde en genade.
Verleiders
5. Menselijk leiderschap komt er in de Bijbel meestal slecht van af. De meeste zinnen in de Bijbel waarin het woord ”leiden” voorkomt, hebben de Heere God als onderwerp, niet de mens. Híj leidde ons uit het diensthuis.
Als mensen het onderwerp zijn, is dat meestal negatief. „Mijn volk, Uw leiders zijn verleiders” (Jes. 3:12). Er zijn natuurlijk ook wel goede koningen, bazen (Boaz), maar hun inwerking is toch vooral fragmentarisch, er is geen formule of model uit af te leiden. Daarom zegt Jezus: „Onder u worde […] de leider als dienaar” (Luk. 22:26). Sterker nog: „Laat u geen leidslieden noemen, want één is uw Leidsman” (Matth. 23:10). Echt christelijk leiderschap is dus meer dienstbaarheid, net zoals Christus zichzelf vernederd heeft (Fil. 2).
De meeste leiders zijn inderdaad verleiders. En je kunt verschrikkelijk met die dominante mensen of predikanten omvallen. Het zijn vaak ook eigengereide (kerk)scheurmakers. Leiders zijn vaak ook te individualistisch, te eigengereid. Het is een diepe wijsheid als het formulier voor de bevestiging van ambtsdragers zegt dat de regering der kerk niet bij weinigen mag berusten.
- Jezus is leider, maar dan als Koning aan het kruis. Hij is dus niet onze leider, maar onze Leidsman, als Voleinder des geloofs. Hij is geen held of heilige of een sociale, culturele verschijning. Hij is de Heiland der wereld, Gods Zoon, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet, die de toorn Gods tegen de zonde gedragen heeft. Heiliging is teren op de rechtvaardiging, wachten op de verheerlijking, in lijdzaamheid in de verdrukking. Daarom is heiligmaking geen doelgericht groeiproces met behulp van christelijke leiders.
Herderlijke zorg
Hoe moet een predikant de gemeente dan wel leiden? Ik noem een aantal zaken. Het belangrijkste is dat hij de gemeente ’leidt’ door middel van de prediking van Christus en Die gekruisigd, de Wijsheid Gods.
In de tweede plaats is hij samen met de ouderlingen verantwoordelijk voor de herderlijke zorg. Het is hun gezamenlijke taak om te trachten de prediking in het leven van de gemeente effectief te maken. Calvijn citeert Bernardus: „Dit is de apostolische gestalte, de heerschappij wordt verboden, de bediening geboden.”
In de derde plaats is er de catechese. Enig besef en kennis van dogma en belijdenis is onmisbaar in de gemeente. Vooral ook van het hervormd-gereformeerde kerk- en levensbesef. De gevoeligheid voor christelijk leiderschap zie je vooral bij evangelische gemeenten of evangelisch wordende gereformeerden, die weinig meer weten van de gereformeerde opvatting over kerk, ambt en belijdenis. Goede catechese kan een adequaat medicijn zijn.
In de vierde plaats is er de kerkelijke orde waardoor Christus de kerk regeert: het ambt en de ambtelijke vergadering en de tucht. Christus is voorzitter van alle conciliën en heeft geen mens tot metgezel in dezen, zegt Calvijn. En Hij is dat doordat hij de ganse vergadering door Woord en Geest bestuurt. Daarom heeft het concilie gezag.
Ten slotte dient de predikant de gemeente in de gestalte van „een of ander mensje uit het stof opgerezen”, aldus Calvijn. „Dus ook om deze reden verbergt Hij de schat zijner hemelse wijsheid in zwakke aarden vaten, opdat Hij des te zekerder het bewijs mocht ontvangen, hoe hoog wij die achten.” Calvijn noemt de kerk, en daarmee de herders en leraars hulpmiddelen, om onze zwakheid te hulp te komen, ter bevordering van de eenstemmigheid des geloofs en tot goede orde. Slechts daarom hebben ze gezag.
De auteur is voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede.