Overlevingsstrategie blauwtong bekend
PIRBRIGHT -Britse onderzoekers hebben ontdekt dat het blauwtongvirus verschillende strategieën gebruikt om de winter in Noordwest-Europa te overleven.
Anthony Wilson, Karin Darpel en Philip Mellor van het Institute for Animal Health, Pirbright Laboratory in Surrey, publiceerden maandag hun bevindingen in het wetenschappelijk tijdschrift PloS Biology.Mellor: „Experimenten laten een groot aantal mechanismen zien, met de mogelijkheid dat ze samenwerken en elkaar aanvullen.”
Volgens de onderzoekers overleeft het blauwtongvirus milde winters doordat besmette knutten, die de ziekte overbrengen, in veestallen overleven en in de lente weer actief worden. Ook uit Australië komen er berichten dat het blauwtongvirus in een klein deel van de geïnfecteerde veestapel ongeveer drie tot vier maanden kan overleven. In Europa zijn in de winter al infecties met blauwtong waargenomen.
Ook bleek dat het blauwtongvirus niet in de eitjes van de knut overwintert. Wel zijn er aanwijzingen dat het virus zich nestelt in teken die langer leven dan de knut of in de schapenteek, een vleugelloze parasiet die in de vacht van schapen voorkomt.
Uitbraken van blauwtong in Noord-Europa worden in stand gehouden door infectie van de placenta van een moederdier, vermoeden de onderzoekers. Dit betekent dat het virus in de foetus kan groeien en overleven, ook tijdens een koude winter. Deze route is aannemelijk bij vee door de lange draagtijd van negen maanden bij runderen, vier maanden bij schapen.
Er werden eveneens infecties geconstateerd nadat het moederdier de nageboorte opgegeten had.
De veeziekte blauwtong duikt sinds 2006 geregeld op bij herkauwers in Noordwest-Europa. Wetenschappers hoopten dat de uitbraak van het uitheemse blauwtongvirus beperkt zou blijven tot 2006.
Inmiddels overleefde het virus twee winters en breidde de ziekte zich verder uit. Het blauwtongvirus verspreidt zich via de knut, een mugje dat zich voedt met bloed van onder meer besmette herkauwers. Het virus vermenigvuldigt zich in deze gastheer en verspreidt zich verder naar andere vatbare dieren.