College in de openlucht
Bijna vier weken geleden werd christelijke theologische school Setia in Jakarta ontruimd na een brute aanval vanuit de moslimgemeenschap. In hun tijdelijke onderkomens proberen docenten en studenten de draad weer op te pakken.
Het is pas negen uur ’s ochtends, maar in het scoutingkamp waar de bijna 600 meisjesstudenten bivakkeren, wordt al hard aan het middageten gewerkt. Een vrouw roert met een roeispaan in een 50 literpan met rijst, een ander houdt de pan vast om te voorkomen dat hij van de brander valt. Op de grond staan teilen met spinazie, tomaten, aubergines en eieren klaar. Een eindje verderop zoeken studentes tussen de stapels oude kleren die sponsors gebracht hebben naar iets van hun gading. Een meisje trekt een rok tevoorschijn, houdt hem voor zich en legt hem weer terug.In tenten en in de openlucht worden colleges gegeven. De studentes zitten op een zeil op de grond en maken aantekeningen. Behalve een Bijbel, een schrift en een pen hebben ze niets. Alle boeken zijn achtergebleven op Setia.
Voor de docenten is het moeilijk om zo les te geven. Maar ze doen wat ze kunnen. Docent Famataro behandelt aan de hand van Bijbelteksten de uitverkiezing. Docent Marianus heeft een dictaat over de kerkleer laten kopiëren. Er zijn niet genoeg kopieën, maar de studentes delen wel. Ze zijn allang blij dat ze eindelijk weer les krijgen.
Velen van hen hebben nog steeds nachtmerries over die nacht dat ze aangevallen werden. De regen van stenen, het trappen tegen de deur, de geur van benzine.
„Veel meisjes zijn getraumatiseerd”, vertelt Bapak Joni, die afkomstig is van het Indonesische eiland Alor. „Ze schrikken als ze de oproep tot gebed horen. Ze zijn bang als ze moslims zien.”
Als internaatsouders waren hij en zijn vrouw verantwoordelijk voor de meisjesstudenten. Toen de aanval op het internaat begon, vreesde hij het ergste. „Je weet waar dit op uit kan lopen. Op moord, op verkrachtingen.”
De politie kwam niet, ondanks herhaald bellen. Toen ze kwam, bleek de overmacht te groot. De agenten konden niets uitrichten. Tussen twee aanvallen in riep Joni de studentes bij elkaar. Samen lazen ze Psalm 34:8. „De Engel des Heeren legert zich rondom degenen, die Hem vrezen, en rukt ze uit.” En daarna baden ze om hulp en bescherming.
Bapak Joni weet zeker dat ze die hulp ook gekregen hebben. „Ze hebben de deur niet kunnen forceren. En het is ze niet gelukt het internaat in brand te steken. Ondanks de benzine. Dat was een wonder.”
Na de evacuatie heeft de Setiagemeenschap van alle kanten hulp gekregen. De school, die volledig draait op giften van sponsors, heeft geen geld om een dergelijke ramp op te vangen. Maar kerken en christenen uit binnen- en buitenland hebben meteen hulp geboden. Geld, water, eten, matrassen, klamboes, kleding, muggenspray - alles wat nodig is, komt er.
De Canadese Jo Wielenga, leerkracht aan Pelita Harapan, een christelijke school in west-Jakarta, vertelt: „Toen ik hoorde wat er gebeurd was, wist ik dat ik iets moest doen. Zoiets als dit heb ik nog nooit meegemaakt. Christenen die vervolgd worden.”
Samen met haar collega’s heeft ze ervoor gezorgd dat er schriften, pennen, whiteboards en spelletjes kwamen. Geregeld zoeken zij en haar vrienden de studenten van Setia op, om samen te praten, te bidden en te zingen.
Hoe ziet de toekomst van Setia eruit? Valt het te verwachten dat de studenten en de docenten terug kunnen naar hun campus? De docenten zijn er somber over. De sfeer in de wijk is grimmig. In een gesprek met de vicegouverneur is duidelijk uitgesproken hoe men over Setia denkt. „Er komen geen christelijke studenten meer in. Niet één. Dit is onze kampong.”
Overal zijn inmiddels hekken geplaatst. De poorten gaan om zeven uur ’s avonds dicht, en ’s nachts lopen er buurtwachters rond. Er heerst angst en wantrouwen in de kampong. Kinderen worden binnengehouden. „Men is bang dat er een tegenaanval komt van Setia.”
Inmiddels heeft Setia vervangende ruimte aangeboden gekregen: een paar leegstaande gebouwen in West-Jakarta. Docent Miryo is niet enthousiast. „Het is vreselijk vies en vervallen. Net een zwijnenstal. Er zijn te weinig toiletten. De vloer ligt open. De tegels hebben bij een vorige overstroming losgelaten. Het dak is op verschillende plaatsen lek. Als de regentijd begint, zitten we in de problemen.”
Er zijn meer praktische bezwaren. Het gebouw is te klein om alle studenten te herbergen. Er zijn te weinig lokalen. Maar Setia heeft weinig keus. In het tentenkamp blijven kan ook niet. Als de regentijd straks begint, wordt het hier een modderpoel. Hopelijk wordt het nieuwe gebouw nog opgeknapt voordat de studenten erin trekken.