De pijn van Halabja
Halabja wacht. Al vijf jaar wacht de Koerdische bevolking van de Noord-Iraakse stad op de executie van Ali Chemicali, de neef van Saddam die verantwoordelijk is voor de 5000 doden die twintig jaar geleden bij de gifgasaanvallen vielen. De tijd heelt niet alle wonden.
16 maart 1988 Wolken die wit, zwart en vervolgens geel kleuren hangen boven de stad. In opdracht van Saddam Hussein voert het Iraakse leger een grootschalige gifgasaanval uit boven de stad die op dat moment wordt gecontroleerd door Iraanse legereenheden en Koerdische opstandelingen.
Augustus 2008
Koerdische vrouwen zitten in het warme zonlicht bij de graven van hun dierbaren aan de rand van de stad. Op de achtergrond de machtige bergen. Ruim twintig jaar geleden waren zij de stille getuigen van het bloedbad dat de chemische wapens aanrichtten.
Een massagraf aan de rand van de begraafplaats. Een tekst in het Engels: „Een gebed voor de 24 lichamen in dit graf. Dit zijn enkele van de slachtoffers van de meedogenloze aanval met chemische wapens op de stad Halabja door Saddams regime op 16 maart. Dat God hen zegene.” Op de begraafplaats zijn nog twee van die massagraven, waarvan telkens alleen de eerste zin anders is: ”Een gebed voor de 440 lichamen in dit graf”. En: ”Een gebed voor de 1500 lichamen in dit graf”.
Een wit beeld staat op de begraafplaats. Het is een vrouw met de armen voor de borst en het gezicht omhoog. Kijkt ze met afschuw naar de vliegtuigen met hun dodelijke lading? Of vraagt ze een antwoord van de hemel?
In het centrum van de stad zijn nog altijd de sporen zichtbaar van de aanvallen. Een man opent een deur die leidt naar een ruïne. Vliegtuigen hebben twintig jaar geleden zijn woning met mortieren en bommen bestookt. Hij kijkt om zich heen op de grond en wijst dan naar het staartstuk van een mortiergranaat, een van de aanrichters van het onheil.
Bij de ingang van de stad staat het monument dat twee jaar geleden door een boze menigte werd vernield bij de jaarlijkse herdenking van de gifgasaanval. Het geweld ontstond nadat een herdenkingsmars was ontaard in een heftige discussie over de slechte voorzieningen voor de slachtoffers van de gifgasaanval. Een 19-jarige jongen kwam om het leven en zes anderen raakten gewond, toen de veiligheidstroepen het vuur openden op de groep demonstranten. Het monument is nog altijd niet gerestaureerd.
Veel overlevenden van de gifgasaanval hebben tot op de dag van vandaag last van de gevolgen van het zenuw- en mosterdgas dat over Halabja werd uitgestort. De 26-jarige Othman Abdullah verwijt de autoriteiten van het autonome Koerdistan te weinig te doen voor de slachtoffers van de gifgasaanval. Hij verloor bij de aanval zijn broer en zegt dat zijn vader vorig jaar is overleden door nierbeschadiging en zijn moeder door ademhalingsproblemen, na jaren van ziekte ten gevolge van het gif. „De autoriteiten hebben niets gedaan om mijn vader en moeder beter te maken, maar de regering staat klaar om kinderen van functionarissen naar het buitenland te sturen als ze ook maar iets mankeren.” Halabja is een schrijnende wond. De terechtstelling van Saddam gaf veel mensen voldoening. Het wachten is op de executie van Ali Chemicali. Zal de dood van Ali Chemicali de pijn in Halabja verzachten? Sommige wonden helen niet.