De Wekker
Ook binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) roept de naam van Arminius nog altijd afwerende reacties op, schrijft dr. W. A. (William) den Boer in het CGK-orgaan De Wekker. In een drietal artikelen zet hij uiteen waarover de dissertatie waarop hij eind juni promoveerde gaat. Hieronder het inleidende gedeelte van zijn eerste artikel.
„Ook binnen onze Christelijke Gereformeerde Kerken roept de naam van Arminius nog altijd afwerende reacties op. En dat is heel begrijpelijk! Zijn naam staat immers voor een theologische visie die aan de vrije wil van de mens een beslissend aandeel in de toe-eigening van het heil toekent, een aandeel dat ten koste gaat van Gods soevereine genade.Op 27 juni jl. promoveerde ik aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn op de theologie van Arminius. De redactie van De Wekker vroeg mij samen te vatten waarover mijn proefschrift gaat.
In enkele dagbladen en kerkelijke bladen heeft mijn proefschrift tot discussie en vragen geleid. Daarbij is soms ten onrechte de indruk gewekt dat het mijn bedoeling zou zijn Arminius te rehabiliteren of ongereformeerde opvattingen positief voor te stellen. Tijdens mijn studie ontdekte ik dat er verbazingwekkend weinig onderzoek naar Arminius’ theologie is gedaan. Veel boeken geven een onjuist beeld van Arminius, informatie die vervolgens door anderen wordt overgenomen zonder dat Arminius zelf wordt gelezen. Iedereen heeft recht op een eerlijke behandeling. Opvattingen moeten daarom adequaat worden weergegeven en motieven worden achterhaald. Naar mijn mening was de belangrijke vraag naar Arminius’ theologische motieven om af te wijken van de gereformeerde theologie in zijn dagen nog niet op een overtuigende manier beantwoord.
Met mijn proefschrift heb ik Arminius recht willen doen door op die vraag het antwoord te geven. Het is inderdaad zo dat daardoor een nieuw zicht op Arminius ontstaat, een beter begrip waardoor bestaande beelden gecorrigeerd of genuanceerd moeten worden. Dat is wat anders dan beweren dat we het in alles met Arminius eens kunnen zijn; ik kom daar in het derde artikel nog op terug.
Ook zegt dit alles op zichzelf nog niets over de Dordtse Leerregels, die zich in vijf artikelen tegen de remonstranten keren. Immers, de remonstranten beroepen zich wel op Arminius, maar uit mijn -en ander- onderzoek is gebleken dat er duidelijk onderscheid moet worden gemaakt tussen Arminius en de remonstranten. Een veroordeling van de remonstrantse dwalingen betekent dus niet automatisch een veroordeling van (alle opvattingen van) Arminius.”
Nader Bekeken
Het blijft een ontroerend gebeuren, wanneer jonge mensen openlijk belijdenis van het geloof afleggen, aldus H. J. C. C. J. Wilschut in het behoudend vrijgemaakte blad Nader Bekeken. Moeite heeft hij echter met een steeds meer voorkomend verschijnsel: het uitspreken van een „persoonlijk getuigenis” bij de openbare belijdenis.
„Het persoonlijk getuigenis als verslag van persoonlijke geloofsbeleving doet tekort aan het feit dat geloven en belijden wel iets persoonlijks is, maar niet iets individualistisch. Bij de geloofsbelijdenis wordt persoonlijke (jazeker!) instemming gevraagd met de leer van de Schrift, zoals die in de kerk beleden wordt. Ken jij de God van de Schrift, de God van jouw doop als jouw God? Ken jij jezelf als zondaar en Jezus Christus als jouw Borg, nu je toegang vraagt tot Zijn tafel?
Tegelijk, het gaat niet om jouw persoonlijke geloofsexpressie, maar om jouw buigen voor het Woord in verbondenheid met Gods kerk. We zijn dan ook geen doperse gemeenschap, waar je in een belijdenisdienst je persoonlijke geloofsbelijdenis (door jouzelf opgesteld) voorleest en uitspreekt. We stemmen in met de belijdenis van de kérk! Opnieuw zie je hoe het persoonlijk getuigenis een uiting is van subjectivisme.
Het „persoonlijk getuigenis” staat dan ook op gespannen voet met wat wezenlijk is voor het kerkelijk-liturgisch denken: in de kerk zijn we niet als losse individuen, maar als gemeente sámen. Oftewel, daar is het persoonlijke altijd ingebed in het gezamenlijke. In een kerkdienst kunnen heel persoonlijke omstandigheden ter sprake komen. Maar wel als iets wat je dan gezamenlijk beleeft, in voorbede voor elkaar en in gezamenlijke dankzegging, of in woorden van gezamenlijk meeleven. Het inbrengen van het persoonlijk getuigenis staat haaks op het sleutelwoord voor kerk en kerkdienst: sámen.
Als regel doen jonge mensen belijdenis van het christelijk geloof. Je staat in veel opzichten aan een begin. Het begin van een levensweg. Het begin van een geloofsweg. Er moet zich nog veel ontplooien. Maar in menig getuigenis worden grote woorden gebruikt. Over de wending die er in je leven kwam. En over wat jij allemaal van God ervaren hebt. Alles goed en wel, maar het kan om woorden gaan waar je pas na een boel geloofsoefening aan toe bent. Wijs geworden door veel schade en schande. En hoe meer je beleeft en hoe meer je God hebt leren kennen, des te bescheidener en schroomvalliger word je in je spreken. Hoe kun je op jonge leeftijd het gewicht van zulke grote woorden dragen? Hier mag de jeugd ook wel eens beschermd worden tegen zichzelf.
Het zijn maar wat hoofdlijnen. Waarmee niet iedere lezer van ons blad het meteen eens zal zijn. Om in stijl te blijven: zie het maar als een „persoonlijk getuigenis” (!) van mij. Kort samengevat zie ik het persoonlijk getuigenis in de eredienst als een vorm van subjectivering en evangelicalisering. Die staat niet alleen haaks op gereformeerd denken over de liturgie, maar op het liturgisch denken in het algemeen. Kerkelijk gezien gaat het m. i. om een ’vreemd’ element in een kerkdienst.”
Diakonia
„Waarom zwijgt de kerk (weer)?” luidt een kop in Diakonia, vakblad voor diakenen binnen de Protestantse Kerk. Het blijkt om een brief (e-mail?) van een zekere „mevrouw Bakker uit Meedhuizen” te gaan.
„Geachte redactie,
Het onderwerp van dit bericht zegt alles over wat ik u dringend vragen wil. Ik verbaas me erover dat de kerk weer in alle talen zwijgt. De laatste tijd staan de media bol van allerlei bezuinigingen op het terrein van zorg aan ouderen, chronisch zieken en gehandicapten. Kennelijk vinden de regeringspartijen dat er wel degelijk bezuinigd kan worden op de zorg voor deze groeperingen. In de regering zitten christelijke partijen. Wij hebben deze partijen al aangeschreven, maar krijgen geen reactie. De enige partij die reageert is de Socialistische Partij, maar dat wisten we al.
Wij behoren ook tot de groep mensen die de gevolgen van deze bezuinigingen gaan voelen. Het gaat ons 2000 euro op jaarbasis schelen. Dat betekent dus dat, als de plannen doorgaan, mijn man niet meer naar de fysiotherapie kan omdat het vervoer te duur is. Niet meer naar de specialist die te ver weg zit. Dagbesteding wordt te duur. Huishoudelijke zorg voor de helft wegbezuinigd. Eigen bijdrage verhoogd en ga zo maar even door!
(…)
En de kerk zwijgt. Is het niet de taak van de kerk om de zwakkere in de samenleving te helpen? Zorgde Jezus ook niet voor deze groep? Of lees ik een andere Bijbel? Heeft de PKN andere zaken aan het hoofd die zij belangrijker vindt? Uit hoeveel procent ouderen bestaat de kerk? Ik heb heel sterk het gevoel dat wij niet productief zijn voor maatschappij en kerk en daarom van geen waarde. Wij kosten alleen maar geld en daar gaat het om.
Daarom vraag ik de PKN om hierover een standpunt in te nemen dat in overeenstemming is met het voorbeeld dat Jezus gaf en dit ook naar buiten te brengen.”