Aandacht voor zending
De 97e zendingsdag van de Gereformeerde Zendingsbond, die volgende week zaterdag plaatsheeft op het terrein van conferentieoord Hydepark in Doorn, is de eerste in ”nieuwe stijl”. Noem het gerust een breuk met de traditie dat deze dag niet meer wordt gehouden in de bossen van Driebergen, op de eerste donderdag van augustus.
Zoals de GZB zelf aangeeft, zijn er allerlei redenen voor deze verandering van locatie en tijdstip. Een ervan is dat de zendingsdag de laatste tijd toch minder bezoekers trekt dan in de afgelopen decennia. De laatste jaren is het aantal bezoekers gestabiliseerd op enkele duizenden. Van de vele duizenden mensen die in het verleden met bussen arriveerden en het terrein aan de Arnhemse Bovenweg bevolkten, is geen sprake meer.Wie de blik iets breder over kerkelijk Nederland laat gaan, weet dat het niet alleen de GZB is die meer moeite moet doen dan voorheen om mensen te interesseren voor het wereldwijde zendingswerk. Voor noodhulp en medische ondersteuning willen veel kerkleden nog wel de portemonnee trekken. Maar voor Woordverkondiging, kerkplanting en Bijbelvertaalwerk zijn minder makkelijk fondsen te werven, is de ervaring van diverse zendingsorganisaties.
Binnen het geheel van de Nederlandse maatschappij bezien, ligt de productnaam ”zending” niet goed. Want alleen al deze term impliceert dat jij -degene die zending bedrijft- meent de exclusieve waarheid in pacht te hebben. En met zo’n waarheidsclaim maak je jezelf anno 2008 niet populair. Het wordt prima gevonden dat je denkt dat de Bijbel het Woord van God is en dat daarom dat Woord gezag heeft in je leven. Maar waarom zou je buurman of buurvrouw er ook zo over moeten denken? En, denken velen, kun je in de derdewereldlanden niet beter ontwikkelingswerk gaan doen dan zending bedrijven?
Nu heeft de verkondiging van het Evangelie zich nooit mogen verheugen in een grote populariteit. Dat is eigen aan de boodschap van zonde en genade, die menselijke redeneringen doorkruist en ingaat tegen het principe van beloning naar prestatie. Evenmin is zendings- en evangelisatiewerk afhankelijk van onze inspanningen of ons enthousiasme. Maar voor zendingswerkers, die heel veel opgeven om hun verre naaste de boodschap van het Evangelie te brengen, is het wel eens moedbenemend dat in het ’thuisland’ soms zo weinig betrokkenheid is. Dat zou in de christelijke gemeente anders moeten zijn.
Momenteel zijn de ogen van de wereld gericht op de Olympische Spelen in China. Miljarden mensen in de wereld vergapen zich aan de prestaties van de sporters in Peking of andere Chinese steden.
Maar wie denkt ondertussen nog aan de christenen in dat immense land, die dikwijls lijden en naar de rand van de maatschappij worden gedreven? En wie bidt voor de zendingswerkers daar, van wie niet officieel bekend mag worden dat ze in China Gods Woord verbreiden omdat dan uitzetting dreigt? Wie weet zich met hen verbonden?
„Je bent of een zendeling of een zendingsveld”, zei ooit iemand die vaak de ondergrondse kerk in China heeft bezocht. Een uitspraak die tot nadenken stemt.