„Saakasjvili heeft een oude wond geopend”
Van een staakt-het-vuren en de daarbij behorende stilte merken veel mensen in Georgië niets. Nog steeds wordt er gevochten tussen Georgische en Russische troepen in strategische delen van het land. En sommigen mensen keren terug in een land dat zij nauwelijks nog herkennen.
„Ik heb bijna vier maanden op een olietanker gewerkt, en nu kan ik niet eens meer naar mijn land terugvliegen”, verzucht de 58-jarige Misha Moklozjan, die in een oude bus via Turkije Georgië binnenkomt. Turkish Airlines vliegt niet meer naar Georgië, want Russische troepen heersen over het luchtruim. „Ik ben heel bezorgd over mijn vrouw en twee dochters.”De jongste oorlog begon vorige week met een ruzie tussen Moskou en Tbilisi over het Georgische gebied Zuid-Ossetië, waarvan de autoriteiten naar onafhankelijkheid streven. Rusland heeft de 70.000 zielen tellende bevolking paspoorten verstrekt met de daarbij behorende beloften van welstand.
Inmiddels trekken Russische soldaten enthousiast steeds verder Georgië binnen. Niet alleen marcheren zij naar de andere pro-Russische regio Abchazië, militairen worden ook gesignaleerd in steden die ver buiten deze gebieden liggen. Bij die manoeuvres zijn ook separatisten betrokken uit ondermeer Zuid-Ossetië, zegt een Georgische politieman.
Moklozjan heeft geluk. Hij woont in de kustplaats Batumi, even over de grens met Turkije, dat nog net buiten het conflictgebied ligt. Maar veel mensen willen verder, richting Gori en de hoofdstad Tbilisi, met minibussen die in Nederland niet door de jaarlijkse autokeuring zouden komen. Zij willen hun familie zien. Maar hun reis eindigt bij een stevige politieman met een groot geweer.
Hij is kennelijk het hoofd van de plaatselijke Georgische politie-eenheden die de hoofdweg hebben afgesloten in Zestaponi, de laatste grote plaats voor Gori, de geboortestad van Sovjetleider Jozef Stalin. Zestaponi is in een spookstad veranderd. Alleen Stalins standbeeld lijkt ongeschonden uit de strijd te zijn gekomen.
„Jullie mogen niet verder”, schreeuwt de breedgebouwde man, die zijn naam niet in de krant wil hebben. „Er wordt weer gevochten in Gori en ook daarbuiten hebben Georgische troepen geen controle over de weg van Zestaponi naar Gori.” Geluiden die evident lijken op beschietingen onderstrepen zijn woorden.
Gori en omgeving liggen buiten het naar onafhankelijkheid strevende Zuid-Ossetië, waar de strijd vorige week begon. Maar acties in deze stad worden gezien als een belangrijk middel om druk uit te oefenen op de Georgische regering, omdat Gori vlak bij de hoofdstad Tbilisi ligt. Russische troepen voelen zich in hun offensief kennelijk gesteund door de Russische minister van Buitenlandse Zaken, Lavrov. „De territoriale integriteit van Georgië is een voorbije zaak”, zei hij deze week.
De gevechten gaan daarom door, ondanks beloften van Moskou dat de militaire operaties zouden worden gestaakt. Russische soldaten lijken er rijker van te worden. Er wordt massaal gestolen, zeggen vluchtelingen uit Gori en nabijgelegen plaatsen. De Georgische televisie laat beelden zien van Russische troepen in Gori en omgeving die banken en winkels plunderen.
Enthousiast loopt een soldaat met een geweer over de schouder en een videorecorder in de handen door de straten van de vernielde stad. En dit is geen uitzondering. In andere plaatsen wordt ook melding gemaakt van plunderingen en beschietingen.
Niets nieuws
Op een kennelijk inderhaast verlaten militaire basis schreeuwt een Russische soldaat op de Georgische televisie: „Ongelofelijk, wat die Georgiërs allemaal hadden terwijl wij crepeerden.” Het lijkt een wonder dat deze beelden nog binnenkomen in een klein restaurant in het centrum van Zestaponi, waar Georgiërs aandachtig naar de televisie kijken. Plaatselijke autoriteiten blijken erin te slagen voor elektriciteit te zorgen, ondanks Russische bombardementen niet ver daarvandaan.
Maar oorlog is niets nieuws voor het ruim 25.000 zielen tellende Zestaponi. In de stad, die bekendstaat om zijn metaalproductie, worden al jarenlang vluchtelingen opgevangen uit het conflict van begin jaren negentig in Abchazië. Zij leven samengepakt in een bouwvallig hotel dat op instorten lijkt te staan.
Nu komen daar vluchtelingen uit Gori bij, verzucht de orthodoxe priester Georgij Kirkitadze. „Mijn kerk in Tacaboni, even buiten de stad, heeft te maken met een nieuwe stroom vluchtelingen uit Gori. Met hen organiseren wij regelmatig een mis. Daar bidden wij voor de vrede en voor hen die lijden onder dit conflict.”
De priester staat in de snikhete hitte nabij de blokkade van de zwaar bewapende Georgische politie. Ook hij wordt door hen tegen gehouden. „Ik probeer hier mensen op te pikken die hulp nodig hebben.” Overigens is de priester op weg naar een begrafenis, maar niet van iemand die slachtoffer werd van de oorlog.
Ook protestantse kerken hebben hulp aangeboden, maar zeker drie evangelische kerken werden door de Russen gebombardeerd, aldus de zendingsorganisaties Russian Ministries.
Priester Kirkitadze en andere kerkleiders bereiden zich voor op veel begrafenissen voor slachtoffers van een oorlog waarbij mogelijk al 2000 mensen omkwamen. De Verenigde Naties zeggen dat zeker 100.000 mensen op de vlucht zijn. Andere Georgiërs proberen Gori en Tbilisi te bereiken om hun achtergebleven vrienden of familieleden te zien.
Vluchtelingen staan nu oog in oog met de Georgische veiligheidspolitie van Zestaponi. „Ik heb vier kinderen in mijn auto en wij wachten hier al twee dagen”, vertelt de zichtbaar uitgeputte 42-jarige Baganding Barahoev, die samen met zijn vrouw en kinderen naar Tbilisi wil.
„Wij willen gewoon naar huis, maar dat kan niet”, zegt hij geïrriteerd. „De Russen hebben de weg in bezit genomen. We weten niet wat we moeten doen. Misschien kunnen we een slaapplaats vinden.” Er zijn kennelijk geen sanitaire voorzieningen nabij de politieblokkade. En water is hier alleen te koop.
Maar Barahoev is een van de vele armen in Georgië die gedupeerd raakten door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie waartoe hun land ooit behoorde. Barahoev is allang blij dat hij nog een Lada heeft uit het Sovjettijdperk. Hij is niet in staat veel water te kopen voor zijn gezin.
„Ik wil naar huis. Ik ben niet meer bang voor bombardementen. Wij hebben al zo veel meegemaakt.” Hij kwam in 2006 als politiek vluchteling vanuit Rusland in Georgië. Barahoev kreeg problemen met de Russische autoriteiten omdat hij als hoofd van de belastingdienst in de autonome republiek Ingoesjetië ook etnische Georgiërs wilde inhuren. Hij weigerde gehoor te geven aan het bevel dat alleen etnische Russen daar mogen werken.
„Daaruit begreep ik dat dit een rechtszaak zou worden en dat ik de gevangenis in zou gaan. Daarom kreeg ik hier politiek asiel en nu leef ik met mijn familie in Tbilisi.” Maar hij stopt niet met zijn activiteiten. Barahoev is nu leider van de door hem opgerichte organisatie Caucasus Congres, die voor de rechten vecht van mensen in noordelijke regio’s van de Kaukasus waartoe Georgië behoort. Hij ziet de Russische militaire operaties als een onderdeel van Ruslands pogingen een koloniale macht te worden. Maar de strijdlustige Barahoev laat ook doorschemeren dat zelfs als er een vredesbestand zou komen, de spanningen zullen blijven.
„Mijn organisatie wil ervoor vechten dat wij ons verenigen tegen Rusland en dat wij allen achter Georgië gaan staan als een bolwerk tegen de Russische bezetting. Moskou moet alle militairen en hun zogenaamde vredestroepen uit dit gebied halen.”
Winterspelen
Hij wil zelfs naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg om de Olympische Winterspelen in het Russische Sotsji te verbieden. „Die vinden immers in bezet gebied plaats.” Barahoev lijkt het eens te zijn met president Saakasjvili, die de Russische acties vergeleek met die in Afghanistan en met het beëindigen van de Praagse Lente in 1968.
Maar sommige Georgiërs vinden dat de ’eerste Russische invasie’ sinds de Koude Oorlog voorkomen had kunnen worden. „Saakasjvili had moeten weten dat zijn pogingen om Zuid-Ossetië weer terug te krijgen, gedoemd waren te mislukken. Kijk eens met wat voor enorme Russische reactie we nu te maken hebben”, zegt de 38-jarige Isolda Kasrenvich, die samen met haar echtgenoot Tbilisi hoopt te bereiken. „Hij heeft een oude wond geopend”, zegt Kasrenvich, die evenals de anderen wacht bij de afgesloten weg naar Gori.
De oorlog maakte ook een einde aan de feestvreugde voor buitenlanders, onder wie Erich F. Heckmann, een businessconsultant uit het Duitse Düsseldorf. „Ik had gehoopt na tien jaar weer de familie van mijn Georgische echtgenote te ontmoeten. We hebben wel even feest gevierd bij de Zwarte Zee. Maar door die gevechten kunnen we niet meer naar huis”, vertelt de grijsharige Duitser, wiens twintig jaar jongere echtgenote aan zijn zijde staat.
Voorlopig lijkt het land verscheurd. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condolleeza Rice, arriveerde voor een kort bezoek aan Georgië om over vrede te spreken. Maar Kasrenvich heeft weinig vertrouwen in westerse bemoeienis. „Ik ben blij dat we geen lid zijn van de NAVO”, zegt ze. „Kunt u zich voorstellen wat er zou gebeuren als de NAVO hier zou gaan vechten tegen Rusland?”