Oppositie juichte te vroeg
Heel slim was het misschien niet. Op zijn eerste vrijdagse persconferentie als demissionair premier, nu twee weken geleden, benadrukte Balkenende dat hij met zijn kabinet zoveel mogelijk wilde doorregeren. Jawel, hij besefte natuurlijk heel goed dat een demissionair kabinet minder speelruimte en bevoegdheden heeft dan een gewone regering, maar toch…
Was het niet zo dat het kabinet gevallen was slechts door ordinaire, persoonlijke ruzies in de ministerraad en binnen een van de coalitiefracties? En was het niet zo dat de bewindslieden bijna tot het einde toe „in gezamenlijkheid en eenheid” in de Trêveszaal hadden vergaderd en zij het over tal van moeilijke kwesties -neem alleen maar de forse bezuinigingen- eens waren geworden?
Nu, aldus Balkenende, waarom zou het kabinet dan de uitvoering van al die uitstekende plannen na 16 oktober abrupt stopzetten? Dat strookte niet met de aard van de kabinetscrisis en met zijn eigen verantwoordelijkheidsbesef. Over allerlei thema’s, zoals het waarden- en normendebat, het veiligheidsplan en meer politie op straat, was het hele parlement het eens, meende hij. Het zou onverantwoord zijn het debat over die onderwerpen helemaal stil te leggen en de maatschappij vooruitgang op deze thema’s te onthouden.
Nogmaals, een beetje onverstandig waren die uitspraken misschien wel. Niet dat de premier ongelijk had met zijn stelling dat het land toch geregeerd moet worden. Ook kan hij zich terecht beroepen op het staatsrechtelijke uitgangspunt dat ook een demissionair kabinet nog heel wat ruimte heeft om datgene te doen wat het in het landsbelang noodzakelijk acht.
Maar door zo sterk te accentueren dat hij met zijn kabinet zo gewoon mogelijk wilde doorregeren, en door de indruk te wekken dat hij in dit opzicht vérder wilde gaan dan voorgaande demissionaire kabinetten, joeg hij de linkse oppositiefracties onnodig in de gordijnen.
Wat?! Gewoon doorregeren? Dat was volstrekt tegen de regels van de parlementaire democratie, klaagden PvdA, GroenLinks, SP en D66 in koor. Na een kabinetscrisis kan er van het gewone beleid maken en uitvoeren geen sprake meer zijn, aldus de linkse fracties. Eerst moet de kiezer een uitspraak doen over welke richting het nu op moet. En dan kunnen een nieuw parlement en een nieuw kabinet de draad van het regeren weer echt oppakken, stelde een verbolgen, van staatsrechtelijke zuiverheid blakende oppositie.
Toch was diezelfde oppositie evenmin slim bezig door aanvankelijk te pogen de gehele begroting van het kabinet-Balkenende controversieel te verklaren. In eerste instantie lijkt dit voorstel een plan dat je van een oppositie mag verwachten, een idee waarvoor zij bij wijze van spreken is ingehuurd. Want stel dat het doorgang had gevonden. Dan had het huidige, demissionaire kabinet de komende maanden geen steek meer kunnen uitvoeren.
Toch zouden daaraan grote bezwaren hebben gekleefd, niet alleen voor het kabinet, maar ook voor het hele land. Balkenende en de zijnen hadden dan moeten terugvallen op de oude begroting van het tweede paarse kabinet. Dat had betekend dat de zo broodnodige bezuinigingen -waarvan ook links de noodzaak niet ontkent- niet hadden kunnen worden gerealiseerd, zodat de staatskas met een vervelende financiële erfenis was opgezadeld.
Dat de linkse fracties met het voorstel de gehele begroting controversieel te verklaren niet vruchtbaar bezig waren, werd hunzelf in de loop van deze week steeds meer duidelijk. Toen maandag en dinsdag bleek dat CDA, VVD en LPF in hogere verkiezingssferen raakten en dat zij zich aan het strategisch akkoord nog maar beperkt gebonden achtten, ontstond bij de oppositie een uitgelaten stemming.
Wilde de LPF ten behoeve van de veiligheid op straat toch nog zo veel mogelijk Melkertbanen instandhouden? PvdA en GroenLinks waren er als de kippen bij om dit vuurtje aan te wakkeren en door een gelegenheidscoalitie de gesubsidieerde arbeid voorlopig overeind te houden. Ook op het punt van het spaarloon en het groen beleggen rook de oppositie haar kans. „Er zijn geen directieven meer uit het Torentje”, glunderde PvdA-woordvoerder Crone. „De regie is weg”, vulde GroenLinks-kamerlid Vendrik aan. Crone, nogmaals: „Alles ligt open. Wij zijn geen oppositie meer, net zo min als er nog een coalitie is.” Een volkomen opengevallen debat over de Miljoenennota leek voor links uiteindelijk nog veel mooier dan het helemaal niet behandelen ervan.
Maar er wordt in politiek Den Haag vaak te vroeg gejuicht. Wie het slagveld van deze week overziet, merkt dat dat ook nu het geval is geweest. Wat de geschiedenis leek in te gaan als de meest dualistische financiële beschouwingen ooit, eindigde uiteindelijk toch vrij traditioneel en voor een deel onbeslist.
Van alle onderwerpen die door gelegenheidscoalities geregeld leken te kunnen worden, haalde alleen het behoud van het spaarloon een duidelijke meerderheid. En zelfs dat staat nog niet geheel vast, nu minister Hoogervorst van Financiën gemeld heeft dat hij het spaarloon als wisselgeld wil gebruiken in zijn onderhandelingen met de sociale partners.
Van VVD-leider Zalm weten we dat hij niet van „tegeltjeswijsheden” houdt. Maar voor Crone en Vendrik is het misschien toch een idee zo’n tegeltje aan te schaffen om boven hun bed te hangen: ”Verkoop nooit de huid voor de beer geschoten is”.