Buitenland

Tojo: Doorvechten na atoombommen

De Japanse oorlogspremier Hideki Tojo wilde na de Amerikaanse atoombommen op Hiroshima en Nagasaki doorvechten tot het bittere einde. De voorstanders van capitulatie waren in zijn ogen „bang geworden” door het nieuwe wapen en de deelname van de Sovjet-Unie aan de oorlog.

AP
13 August 2008 12:15Gewijzigd op 14 November 2020 06:13

Dat blijkt uit dagboekaantekeningen van Tojo uit augustus 1945 die onlangs door de nationale archieven zijn vrijgegeven en waarvan delen dinsdag door Japanse kranten werden gepubliceerd.„Wij moeten nu toezien hoe ons land zich aan de vijand overgeeft zonder onze kracht voor 120 procent te hebben getoond”, schreef Tojo op 13 augustus, twee dagen voor de capitulatie. „Wij stevenen nu af op een vernederende vrede, of liever een vernederende overgave.”

Tojo hekelde ook zijn collega’s in het kabinet, die „bang zijn voor dreigementen van de vijand en hun handen al te gemakkelijk omhoog gooien.” Zijn krijgshaftige taal is opmerkelijk, aangezien de Amerikanen luttele dagen daarvoor Hiroshima en Nagasaki hadden verwoest, met 200.000 doden als gevolg. Het Japanse leger was toen juist begonnen vrouwen, kinderen en ouden van dagen te bewapenen met bamboesperen, om het vaderland tegen een dreigende invasie te helpen verdedigen.

Tojo bleef er tot op het laatst van overtuigd dat de Japanse opmars in Azië en het besluit om de VS met het bombardement van Pearl Harbour bij de oorlog te betrekken, noodzakelijk en terecht waren. Zo schreef hij op 10 augustus, daags na het atoombombardement op Nagasaki, dat het doel van de oorlog was om „de stabiliteit in Oost-Azië te handhaven en ons land te verdedigen.” Hij betreurde dat „veel soldaten en burgers zich er niet toe kunnen brengen om voor dat doel te sterven.” Toch schreef Tojo zich neer te leggen bij het capitulatiebesluit, dat door regeringsleiders in aanwezigheid van keizer Hirohito werd genomen. „Nu de diplomatieke stappen na het oordeel van de keizer zijn gezet, heb ik besloten mij te onthouden van commentaar erop, al heb ik een aparte zienswijze.”

Op 14 augustus 1945, twee dagen voor de capitulatie, schrijft Tojo aan een vroegere assistent dat hij de morele verantwoordelijkheid op zich neemt voor „het veroorzaken van zinloze doden, ook al waren ze bedoeld als offer voor een grote zaak.” Ook schrijft hij vastbesloten te zijn „mijn verontschuldigingen aan te bieden met mijn dood.” Tojo deed voor zijn arrestatie in september een zelfmoordpoging, die mislukte. In 1948 werd hij geëxecuteerd, na door de geallieerden ter dood te zijn veroordeeld wegens oorlogsmisdaden. Zijn advocaat gaf de dagboekaantekeningen over aan het Japanse ministerie van Justitie, dat ze in 1999 overdroeg aan het nationaal archief.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer