Verzot op de zee
Hij is verzot op de zee en verknocht aan het eiland waar hij werd geboren en als kind zijn vrije tijd doorbracht in strandhutten en grienden. Beide voorliefdes komen samen in het werk dat hij al meer dan dertig jaar, bij nacht en ontij en op eenzame hoogte, verricht op zijn post in de duinen van Schiermonnikoog. Niet voor niets duidt Ted van der Zee (54), mogelijk een van de laatsten der vuurtorenwachters, zijn kantoorruimte aan als „misschien wel de mooiste werkplek van Nederland.”
Elke ochtend loopt het kleine kind met zijn blonde krullen aan de hand van opa naar de strandovergang aan de noordkant van het eiland. Op zijn klompjes nadert het kereltje het hek, waartegen onbekende mensen hun fietsen werpen om zo snel mogelijk een plek bij de waterlijn te zoeken. Samen kijken ze naar de zee en luisteren ze naar het gehuil van de zeemeeuwen boven de duinen. Opa neemt foto’s van het samenspel van zee en wolken, de tweejarige Hille verzamelt schelpen.Het ochtendbezoek duurt altijd een halfuurtje en eindigt steevast met hetzelfde ritueel. „Opa”, schreeuwt Hille dan, „we moeten de vuurtoren nog omduwen.” Samen zetten ze hun handen op het rode beton en zakken ze lichtjes door de knieën. Dan spannen ze, als atleten in de startblokken, alle spieren aan en proberen ze met alle kracht die in hen is, de kolos omver te krijgen. „Nee”, zucht opa, „vandaag lukt het niet, Hille. Morgen proberen we het opnieuw.”
Het tafereel gaat volledig voorbij aan de man die een uur eerder door de houten deur van de roodgeverfde toren naar binnen stapte en ruim 40 meter hoger, op de op een na hoogste verdieping, vanachter een bureau met acht computerschermen vragen van roergangers op zee beantwoordt.
„Yerseke 28, geen bijzonderheden, over”, zegt nautisch verkeersleider Van der Zee via kanaal 5 van de marifoon.
„Begrepen”, klinkt het aan de andere kant van de lijn. „Dan gaan we nog een paar trekjes maken op zee, over.”
„Goede vangst. En tot ziens maar weer.”
Blote oog
Van der Zee houdt de scheepvaart nauwlettend in de gaten. Via het radarscherm op zijn bureau, maar ook met het blote oog. Als nautisch verkeersleider -Rijkswaterstaat spreekt liever niet van vuurtorenwachter- voorziet hij zeevaarders, vissers en watersporters van allerhande gegevens: over de waterstanden in de vaargeulen, de golfhoogte, de getijdenbewegingen en de weersvooruitzichten. Mocht er zich op zee een calamiteit voordoen, dan tekent hij namens de kustwacht voor de coördinatie van een eventuele reddingsactie.
Van der Zee doet zijn werk als verkeersleider al meer dan dertig jaar. Met groot plezier, zegt hij zelf. Alleen al vanwege het uitzicht dat de ramen van zijn ronde werkkamer bieden. Zuidwaarts bevindt zich, dynamisch als altijd, de Waddenzee, die elk etmaal volstroomt met honderdduizenden kubieke meters water. Trekt de zee zich terug, dan vallen zandplaten en slikken droog. De verkeersleider volgt de veranderingen van geulen en kreken op de voet. „Vooral na stormen en onweer kan de situatie opeens heel anders zijn”, zegt hij.
Noordwaarts ligt de Noordzee, met op een afstand van zo’n 20 kilometer de zogenaamde Terschelling-Eemsroute. Jaarlijks maken 400.000 zeeschepen er gebruik van. Als kleine, donkerblauwe speldenknoppen bewegen ze zich voort aan de horizon. „In de weekenden komen soms enkele coasters naar het eiland toe. Vlak voor de kust gaan ze voor anker en viert de bemanning de zondag”, aldus Van der Zee. Op het radarscherm worden de schepen gemarkeerd. „Mocht een schip op drift raken, dan geeft de computer een alarmbelletje en kunnen wij de schipper waarschuwen.”
Westwaarts van de toren wenkt Ameland, oostwaarts het natuurgebied van Schiermonnikoog. De verkeersleider kent het als zijn broekzak. „Als kind trokken we er dagelijks opuit. We bouwden hutten, we speelden op het strand. De zee had ons veel te bieden. Er spoelde meer aan dan tegenwoordig: kleren, gymschoenen, flessen met whisky, sloffen met sigaretten. Al die ervaringen zorgden ervoor dat zich diep in mij een basisgevoel van vrijheid ontwikkelde.”
Hij is dat gevoel nooit meer kwijtgeraakt. „Alle eilanders kennen het”, zegt hij. „Het is de ruimte die trekt, de zee die lonkt. In de jaren 70 heb ik in de omgeving van Arnhem gewoond. Hoe mooi het er ook is, ik kon het er niet uithouden. Als ik ergens langer dan drie of vier dagen ben, dan voel ik me ongemakkelijk. Dan moet ik het zeewater ruiken. Vandaar dat ik meteen solliciteerde toen ik hoorde van een vacature op de vuurtoren van Schier. Het werk sprak mij aan en het bood mij de mogelijkheid terug te keren naar mijn roots.”
Zeehond
Zijn passie voor de zee heeft Van der Zee niet van een vreemde. Net als veel andere eilandbewoners nam zijn vader jarenlang deel aan de walvisvaart. De kaken die her en der in het dorp zijn opgesteld, herinneren aan de tijd waarin jaarlijks een vloot uitvoer richting de Zuidpool voor de jacht op walvissen. „Mijn vader zat maanden op zee. Als hij terugkwam, vertelde hij over het leven aan boord van de Willem Barendds, het schip waarmee de expedities werden uitgevoerd. Hij was beenzager en hielp onderzoekers van de universiteit bij het uitzagen van koppen.”
Hoe verklaart Van der Zee zijn niet te stuiten drang om bij de zee te zijn? „Moeilijk te zeggen”, reageert hij. „Ik kan er uren naar kijken. Geen golf is hetzelfde. In mijn vrije tijd ben ik veel op het water te vinden. Mijn vrouw en ik varen regelmatig uit met onze Seawitch, een 11 meter lange zeilboot. Als je een nacht op het wad hebt gedobberd, kan het ’s ochtends gebeuren dat uit het wateroppervlak naast je schip opeens de kop van een nieuwsgierige zeehond omhoogsteekt. Met in die mooie, ronde ogen de vraag: Wat doe jij hier?”
Gezeten in de werkkamer van zijn vuurtoren voelt Van der Zee zich altijd één met land, zee en lucht. Het turen naar de einder kan zomaar allerlei diepzinnige gedachten bij hem losmaken. „Vanuit mijn stoel kijk ik bij helder weer 50 kilometer van me af. Verder kan niet. Vanwege de kromming van de aarde. Soms ervaar ik bij het zien van de horizon een prikkeling van mijn nieuwsgierigheid. Wat ligt er achter de streep waar lucht en water elkaar raken? Waar kom ik uit als ik over die streep heenga?”
Zijn waarnemingen vallen in het niet bij de grootheid van het heelal, zegt Van der Zee. De uitgestrektheid van de zee geeft hem op onzegbare wijze een besef van eigen nietigheid. „Allerlei vragen gaan dan door me heen. Waar begint de wereld? Waar eindigt hij? Antwoorden heb ik niet. Maar ik geloof dat er een bijzondere macht is die kan klaarspelen wat wij nooit ofte nimmer kunnen klaarspelen. Dat moet wel.”
Over zijn visie op het leven laat de vuurwachter zich in het bijzijn van anderen slechts af en toe uit. Eilanders zijn het niet gewend met elkaar over geloven te spreken, zegt hij. „We gaan onze eigen weg. Net als op het vasteland zijn de mensen op Schier ook mondiger geworden. Wat de dominee zegt, is niet bij voorbaat waar. Velen zijn lid van de kerk, maar doen er niet veel aan. Vijftig jaar geleden kwamen er op zondag zo’n negentig mensen tijdens de diensten bijeen, nu hooguit dertig.”
Mysterieuze krachten
In de zee gaan mysterieuze krachten schuil, weet Van der Zee. Op de toren komt hij ermee in aanraking, maar ook in zijn boot. „Bij slecht weer gaan de golven metershoog. Hoe dichter bij de kust, hoe steiler ze zijn. Brekers zijn het gevaarlijkst. Als een golf het hoogste punt bereikt en op dat moment als een watermuur instort, heb je het zwaar te verduren. Dan krijg je een enorme klap te verwerken. Zie dan je bootje maar bestuurbaar te houden.”
Tijdens hevig stormweer verandert de zee, vanaf de vuurtoren gezien, in een schuimende watermassa. „De wind giert en brult om je heen”, aldus de verkeersleider. Bang is hij nooit. De adrenaline gaat pas omhoog bij een alarmmelding. Juist in noodsituaties is het zaak kalm te blijven, zegt Van der Zee. „Meestal belt de vrouw in paniek, terwijl de man aan het roer staat. In zulke ogenblikken merk ik het voordeel van mijn persoonlijke ervaringen op zee. Dat schept vertrouwen en stelt de mensen aan boord enigszins op hun gemak. Soms geef ik een advies over het strijken van een zeil, soms stel ik voor de golven te tellen; op de Noordzee geldt de regel dat één op de zeven golven vaak een heel grote is.”
Kan het op de Noordzee spoken, op de Waddenzee niet minder. November 2006 raakten vijf schepen van de bruine vloot, met in totaal zo’n honderd kinderen aan boord, verzeild in noodweer. Daarbij deden zich ook waterhozen voor. „We hadden er grote moeite mee om al die opvarenden in veiligheid te brengen”, herinnert Van der Zee zich.
Zelf maakte hij ooit een waterhoos mee in de buurt van Ameland. „We lagen met de kop van ons bootje op de wind. Op het alleronverwachtst werden we opgepakt en door elkaar geschud. In een flits keek ik naar het kompas. De naald bleef rondjes draaien.”
Een enkele keer gaat het mis, in een uitzonderlijk geval twee keer in een etmaal, zoals eind jaren 90, toen een Turkse coaster in de problemen kwam. Met hulp van Duitse collega’s zocht een reddingsteam van Schiermonnikoog naar een opvarende. De operatie was nog maar net met succes afgerond, of Van der Zee werd op de vuurtoren opgeschrikt door een nieuw alarm. Dit keer was het de Duitse reddingsboot die een noodsignaal afgaf. „Het schip was door golven van meer dan 10 meter hoog gekapseisd”, herinnert de verkeersleider zich. Bij het ongeval kwamen twee bemanningsleden om.
Van der Zee: „De zee geeft veel, maar neemt soms alles.”
Waterstandje
De verkeersleider laat die laatste zin even op zich inwerken. Dan roept de actualiteit hem terug naar zijn bureau, zoals dat keer op keer op keer tijdens het gesprek gebeurt.
Halfeen, tijd voor een maritiem nieuwsbulletin.„Attentie, alle schepen, dit is de verkeerspost Schiermonnikoog met een informatiebericht.”
Er volgt een opsomming van weersverwachtingen, waterstanden en waarschuwingen. „De lichtboei Westgat 9 ligt niet meer in positie. Op het wantij Wierummerwad is ter hoogte van de Wierummerwad 17 een ondiepte ontstaan. Dit was de verkeerspost Schiermonnikoog met het informatiebericht.”
De woorden van Van der Zee zijn nog maar net de lucht in of de Zilvermeeuw meldt zich.„Post Schiermonnikoog, wij gaan de haven van Lauwersoog uit en varen richting het Westgat. Heeft u een waterstandje voor me?”
Ze verrichten hun werk achter de schermen, onzichtbaar voor het oog van de toeristen die hun toren dagelijks als oriëntatiepunt gebruiken en voor het vakantiealbum op de foto zetten. Hoog boven de toppen der duinen en in afzondering van de mensen op het strand waken ze dag in dag uit over het kustgebied langs de Noordzee en de Wadden. Met behulp van moderne navigatiesystemen en communicatieapparatuur loodsen ze zeeschepen, kotters en jachten langs zandbanken, schorren en slikken, terwijl hun aandacht voor schelpen zoekende kinderen bij de branding geen moment verslapt.
Zo onzichtbaar de vuurtorenwachters van Nederland hun werk doen, zo geruisloos dreigt hun beroep als gevolg van automatisering en technologische vernieuwing uit te sterven. Van de ruim twintig vuurtorens langs de kust zijn er nog maar drie bemand: de bakstenen toren bij strand Westhoofd in Ouddorp, de meer dan 50 meter hoge Brandaris op Terschelling en de roodgeverfde, betonnen toren van Schiermonnikoog. Rijkswaterstaat werkt momenteel aan de bouw van een grote zeeverkeerscentrale op Terschelling, die in 2010 in gebruik wordt genomen. De kans bestaat dat een jaar later de laatste vuurtorens definitief sluiten.
Nu het nog kan, en voordat de laatste vuurtorenwachter onverhoopt de deur dicht doet en het licht dooft, een portret van een man die zijn werk weliswaar op het land doet, maar wiens hart onmiskenbaar bij de zee ligt: nautisch verkeersleider Ted van der Zee uit Schiermonnikoog. „Het liefst dobber ik in een bootje op zout water.”