De Schrift en dús de belijdenis
„Gods glorie en Gods genade. Jarenlang lag Luther op zijn knieën om die twee te begrijpen. Het was gemakkelijk om de 95 stellingen met een paar spijkers op de poort van de slotkapel te slaan. Maar ze waren al eerder achter de deur geschreven! Als u niet zelf zo’n kloostercel hebt, komt er geen reformatie.”
Ds. G. Clements sprak donderdagavond tijdens de jaarlijkse interkerkelijke herdenking van de Hervorming, belegd door de Goudse afdeling van de vereniging Protestants Nederland. De predikant van de gereformeerde gemeente ter plaatse mediteerde over de glorie en de genade van God, naar aanleiding van Luthers 62e stelling. „De 95 stellingen gingen als een stormwind door Europa. Tegenwoordig zegt men wel dat Luther psychisch gedesoriënteerd was. Maar dat is onzin. Luther sliep op de koude vloer en vastte veel. Toch vond hij geen vrede. Hij worstelde namelijk niet met de regels, maar met Gods glorie, ofwel Zijn heerlijkheid, majesteit, heiligheid en rechtvaardigheid.”
„Ik denk”, zei ds. Clements, „dat de gezapigheid van de tegenwoordige vormen van het kerkelijk leven ons grote schade doet. Luther had niet genoeg aan de regels! En ook wij hebben de kennis van Gods glorie en genade nodig.”
Luthers biechtvader, vertelde de predikant, hield hem nogal eens voor: Ik gelóóf de vergeving der zonden. Dat maakte wel indruk, maar Luther begreep het niet. Toen hij dertig jaar was, in 1513, werkte God iets van het geloof in hem. Hij zag Wie in de glorie van God kon bestaan! Hij mocht de toevlucht nemen tot Gods magazijnen van genade. „Ik heb geen liefde”, zei Luther, „maar Jezus is mijn liefde. Het ontbreekt mij aan tederheid, maar Hij is mijn verbreking.”
Mensen die voor Gods aangezicht Jezus nodig krijgen, wil Hij gadeslaan, aldus ds. Clements. „Zij schamen zich niet meer voor hun buurman, voor de wetenschap of voor wat dan ook, als het om het Evangelie gaat.”
Ds. H. van den Belt, hervormd predikant te Delft, belichtte het verschil tussen Rome en de Reformatie. Hij zag dit liggen in het woordje ”en”. „De Rooms-Katholieke Kerk wilde wel de Schrift, maar in combinatie met de traditie. De kerk geloofde in genade, maar niet zonder verdienste. Het geloof was van belang, maar de werken evenzeer. Daartegenover stelde de Reformatie het sola scriptura, het sola gratia en het sola fide.”
De predikant herinnerde aan discussies over de betrouwbaarheid en de helderheid van de Bijbel in het tijdperk van de Reformatie. De rooms-katholieken stelden boven het Woord, dat ze als meervoudig te interpreteren beschouwden, het gezag van de kerk. „Alsof dat zo’n veilige haven is”, merkte ds. Van den Belt op. „Maar er zat wel een element van waarheid in de opstelling van de rooms-katholieken. Elke ketter blijkt zijn letter te hebben. Calvijn benadrukte echter dat het gezag van het Woord in het Woord zit en er niet is opgelegd. De Schrift kan en moet voor zichzelf spreken.”
Hij vroeg zich af of het woordje ”en” tegenwoordig niet te gemakkelijk van de rooms-katholieken wordt overgenomen door te spreken over Schrift én belijdenis. „Om uit te laten komen dat de belijdenis ondergeschikt is aan en gegrond op het Woord, moet je zeggen: de Schrift en dús de belijdenis.”
Een ander gevaar zag ds. Van den Belt geactualiseerd in de postmoderne hermeneutiek. De Rooms-Katholieke Kerk ontleende de leer van het vagevuur aan de gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht, die zeker niet zou ontkomen als hij de laatste penning niet had afbetaald. „Zulk allegoriseren is te vergelijken met de moderne regel: lees maar, er staat niet wat er staat. Dan mag je het Woord niet meer zo opvatten als het er staat. Gods Woord is echter de waarheid. Het werkt als een vuur en als een hamer. De Geest leert ons in dat Woord rust te vinden.”