„Regel voor foetusgebruik moet beter”
De wet die het gebruik van weefsel van foetussen regelt, moet worden veranderd. Dat bepleiten onderzoekers die de Wet foetaal weefsel (WFW), die sinds september 2002 geldt, onder de loep hebben genomen. Volgens de onderzoekers leiden de huidige regels in de praktijk tot diverse problemen.
Staatssecretaris Bussemaker (Volksgezondheid) heeft het evaluatierapport deze week naar de Tweede Kamer gestuurd en zal er in februari officieel op reageren.Sinds 2002 mag, mits de moeder hiervoor toestemming geeft, weefsel uit foetussen worden gebruikt voor medische en wetenschappelijke doeleinden. Het gaat daarbij om foetussen die na een zwangerschap van minder dan 24 weken ter wereld zijn gekomen door een abortus of een miskraam.
Wetenschappers verwachtten destijds dat foetaal weefsel bruikbaar zou zijn voor de bestrijding van bepaalde immuunziekten en de behandeling van parkinson en alzheimer. Uit het onderzoek blijkt echter dat weefsel van foetussen op dit moment louter nog voor medisch-wetenschappelijk onderzoek ter beschikking wordt gesteld en niet voor de geneeskundige behandeling van patiënten.
„De hoge verwachtingen van de jaren tachtig en negentig met betrekking tot behandeling van ernstige ziekten door middel van transplantatie van foetaal weefsel zijn (nog) niet uitgekomen”, schrijven de onderzoekers in het rapport. Slechts een enkeling van de voor het onderzoek geïnterviewde specialisten verwacht dat er in Nederland binnen tien jaar een therapeutische toepassing zal zijn. Toch is volgens de onderzoekers verder wetenschappelijk onderzoek naar de eigenschappen van foetale cellen „van onverminderd groot belang.”
De onderzoekers bevelen de overheid verder aan om „nadrukkelijk aandacht te besteden” aan een eventuele aanpassing van de gangbare abortusmethode. De methode die nu vaak wordt gehanteerd, zou bepaalde vormen van wetenschappelijk onderzoek belemmeren.
De onderzoekers constateren daarnaast dat wat het begrip foetaal weefsel precies betekent onvoldoende duidelijk is. „De wet wordt daardoor breder toegepast dan bedoeld.” Zo denken betrokkenen vaak ten onrechte dat ook zwangerschapsweefsels zoals placenta, navelstreng, vliezen en vruchtwater eronder vallen.
Verder stellen de onderzoekers dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg erop moet toezien of iedereen zich aan de wet houdt, maar „bij navraag is gebleken dat toezicht niet plaatsvindt.” Ook de instellingen die het weefsel bewaren, houden zich niet aan alle regels. „De naleving van de reglementsplicht in die instellingen laat sterk te wensen over.”
De CDA-fractie in de Tweede Kamer was in 2001 tegen het wetsvoorstel, maar steunde het in de Eerste Kamer alsnog. De ChristenUnie, die inmiddels deel uitmaakt van de regeringscoalitie, en de SGP waren tegen. Volgens SGP-senator Van den Berg was dat omdat hierdoor zingeving zou kunnen ontstaan voor het uitvoeren van abortussen.