Buurse, het Belfast van Overijssel
Overijssel heeft alles wat een rusteloos mens nodig heeft. Dichte bossen, uitgestrekte akkers. Talloze smalle weggetjes die geheimzinnig door het landschap kronkelen. De vakantieparken zijn niet te tellen. De toeristen -de meeste wel wat op leeftijd- evenmin.
De A35, een bruisende verkeersader, gaat na Enschede verder als een kabbelend beekje. Hier loopt al de drukte van werkend en carrière makend Nederland dood in de overweldigende rust van het schone landschap.Dicht langs de grens richting het zuiden zijn alleen maar smalle landwegen die de nederzettingen aan elkaar rijgen. Als parels liggen ze uitgestrooid in het landschap. Kleine dorpjes die de naam dorp niet dragen mogen. Gehuchten zijn het, niet meer. Een straat, wat huizen. Hier en daar een winkel. Soms een bushalte.
Broekheurne, Den Braam, Harmöle. Voor je het in de gaten hebt, ben je er al weer doorheen.
Buurse is andere koek. Vanuit de verte is de kerktoren van de parochie Maria Praesentatie al te zien. Het dorp ligt op de hoogste plek van de gemeente Haaksbergen. De geschiedschrijving vermeldt dat het hier al eeuwen goed wonen is. Reeds in 800 voor Christus was er een nederzetting op de vruchtbare grond langs de Buurserbeek.
Buurse telt ongeveer 1500 inwoners. De rooms-katholieke kerk staat in het nieuwere gedeelte van het dorp, al heet het godshuis wel een monument.
De deur van het gebouw staat open. Een portaal met links een deur naar een kleine Mariakapel. Zoals de naam van de parochie al doet vermoeden, draait het in deze kerk vooral om de gezegende onder de vrouwen. Een kitscherig Mariabeeld aan de wand. Ervoor flakkerende kaarsen en een knielbank voor wie wil bidden. Een kaars kost, volgens het opschrift uit het guldentijdperk, 50 cent. Dat zal nu wel 50 eurocent zijn.
In de ruimte is het stil en schemerig. Rechts ligt, onder een klein Christusbeeld, het voorbedeboek. Bladzijden vol persoonlijk leed. Zware operaties, mislukte huwelijken, kleinmenselijke ruzies. Dood, verlies, rouw, verdriet. Samengeperst in een paar regels, een paar woorden soms.
„Help mij alstublieft door de operatie heen!”
„Maak het weer goed tussen ons. Dat we elkaar weer begrijpen.”
Een enkeling opent vanuit deze bidkapel de vensters op de wereld: „Geef vrede op aarde!”
De kerkzaal zelf is niet toegankelijk. Bezoekers moeten het met de bidkapel doen. Een blik door de glazen tussendeur naar de kerkruimte doet een moderne gemeente vermoeden. Rechts van het altaar hangt aan een soort waslijn een rij kindertekeningen.
Buiten op straat is het stil. Buurse werkt. Of slaapt. De bakkerij, recht tegenover de kerk, is vandaag alleen ’s middags open. Een winkeltje dat zo weggelopen kan zijn uit een gezellig kinderboek. Ze verkopen er natuurlijk niet alleen brood en taart, maar ook andere etenswaren. De bakkersvrouw is vriendelijk en zeker bereid wat meer over het dorp te vertellen. „Eigenlijk zijn het twee dorpen. Dit is het roomse gedeelte en ginds is het protestantse dorp.” Een beetje Belfast dus.
Zelf is ze -als inwoner van dit dorpsdeel- ook rooms-katholiek. „Soms ga ik wel naar de kerk, zeker wel. De parochianen zijn hier best trouw, ja hoor.”
Strijd met de protestanten is er niet meer. „Vroeger was dat allemaal veel erger. Toen was het strikt gescheiden. In de praktijk zijn het nu nog wel twee dorpen, maar de tegenstellingen zijn verdwenen.”
Met iets van roomse trots meldt ze nog dat de protestantse kerk in het dorp wel heel klein is. „Je bent er zo voorbij, je ziet hem amper.”
Overigens valt het met de afmetingen van de kerk in het protestantse deel van Buurse nog wel mee. Dat hij niet echt opvalt, komt meer doordat het gebouw uit 1857 weggestopt is tussen de huizen. Erger is het dat een steriel wit bord meldt dat de kerkdiensten gehouden worden in Haaksbergen. Niet altijd, maar meestal wel.
De kerkdeur zit dicht, zelfs het hek naar het kerkpad is vergrendeld. Geen stilteruimte, geen bidvertrek. Boven de toegangsdeur wel een Bijbeltekst uit Haggai. Zwart-op-wit. „In deze plaatse zal Ik vrede geven, spreekt de Heere.”
Een verre buurman van de kerk is z’n oprit aan het vegen. Hij is niet erg spraakzaam en, naar eigen zeggen, evenmin erg kerkelijk. „We moeten het met elkaar maar proberen een beetje netjes te houden, toch?” verwoordt hij z’n levensmotto. Om vervolgens rustig door te gaan met vegen.