Met Knevel op de Hasselter Knol
Donkere wolken pakken zich samen boven de Stephanuskerk in Hasselt als de gehuurde Volvo van André Knevel even over 14.00 uur arriveert. André en zijn vrouw Willi zijn twee uur eerder vanuit Zaltbommel vertrokken. In Vianen hebben ze nummer drie, Bert Romijn uit Ter Aar, opgepikt.
„Aan de ene kant leuk dat je er bent”, zegt André. „Aan de andere kant ook niet. Ik houd er eigenlijk niet van als mensen me tijdens de voorbereidingen op de vingers kijken. Het liefst zit ik alleen te proberen. Maar goed, ik heb er zelf in toegestemd en vind het toch ook wel weer leuk.”De lucht wordt dreigender, de eerste spetters beginnen te vallen. De deur van de kerk zit echter dicht. „Hoe kan dat nou? Er zou hier om 14.00 uur iemand van de orgelcommissie zijn”, bromt André. Als hij het nog een keer probeert, blijkt de deur wel mee te geven. Koster Drikus wacht glimlachend achter de deur. „Welkom.” De deur is nog maar net dicht, of buiten barst de bui los.
Zwijgend staat de Knol te wachten. Het instrument uit 1807 is geliefd vanwege z’n kleur en z’n klank. Hoeveel organisten zullen hier al door Drikus zijn binnengelaten om de Knol te gaan berijden?
Tournee
Als de koster is verdwenen, gaat het via de krakende houten wenteltrap aan de achterkant van het orgel naar de klavieren. Hier, verscholen achter het rugwerk, moet het vanavond gebeuren. Ruim is het niet. Als de organist op de bank zit, kun je nauwelijks meer achter hem langs. Aan weerszijden staan een paar stoelen. Dat is alles.
Als hij zijn schoenen heeft verwisseld, kruipt André achter de twee klavieren. „Het is altijd weer wennen, hier in Nederland. In Canada zijn alle orgels elektropneumatisch, én ze hebben een andere pedaalligging.”
Willi vertelt. Donderdag zijn ze op Schiphol aangekomen. Het echtpaar bivakkeert in een huisje van een nicht in Zaltbommel. In Canada hebben ze hun enige zoon en zijn vrouw achtergelaten. En hun eerste kleinkind, dat een paar dagen geleden geboren is. Ze gaat eigenlijk altijd met haar man mee. Of ze zelf muzikaal is? „Nee, ik kan maar een klein beetje noten lezen. Net genoeg om te kunnen zien wanneer er omgeslagen moet worden.”
Ook Bert -vriend van de Knevels, tevens webmaster en manager- kan geen muziek lezen. „Als het allemaal wat zwart wordt in de partituur, kan ik wel zien dat er een snelle passage aankomt. Eigenlijk registreer ik bijna nooit. Ik doe het ook liever niet. Maar voor vandaag had André niemand anders. Volgens hem komt het wel goed.”
De twee registranten hebben allebei pen en papier bij zich. Op de 33 registerknoppen links en rechts van de speeltafel staan cijfers. Bert pakt de linkerkant, Willi staat rechts. Bert: „Laat Wil maar omslaan, André. Het is fijner als zij langs je heen komt dan ik.”
In de partituur staan letters. „Bij A komt de koppel erbij, bij B gaat-ie er weer af.” „Waar moet die C komen?” „Kijk, hier komt het pedaal erbij.” „Dan krijgen we Wil bij D.” André’s jasje is inmiddels uit. „’s Middags ben ik altijd gespannen. Op de avond zelf ben ik relaxed. Dan staat alles. En je moet wel.”
Mix
Het programma voor vanavond is een mix van populaire nummers en zware kost. Naast de marsachtige Bolero de Concert van Lefébure-Wély en de overbekende Toccata van Grison, staan grote stukken van Rheinberger (Introduction und Passacaglia) en Reger (”Wie schön leucht’ uns der Morgenstern”) geprogrammeerd. Van het werk van Reger speelt Knevel alleen de fuga. „De concertcommissie vond een stuk van een halfuur te lang. In Zaltbommel speel ik ’m wel helemaal.”
André komt even van de orgelbank af. „De laatste jaren ben ik meer gaan spelen wat ik zelf leuk vind. Daarom zet ik ook Rheinberger en Reger op de lessenaar. Het publiek reageert daar soms op, ja. Sommige mensen vinden de derde sonate van Mendelssohn al zwaar. Ik doe het vooral voor mezelf, voor de uitdaging.”
Over welk stuk voor vanavond hij zich het meest zorgen maakt? „Reger. Dat is toch het lastigste. Grison lijkt moeilijk, maar het zijn veelal dezelfde loopjes.” De voorbereiding van Grison -de partituur ligt helemaal uit elkaar- is snel geklaard. André gaat er als een trein vandoor, let niet op de laatste noot. Aan het eind: „Ik hoop dat het vanavond beter gaat. Maar, de registratie hebben we vast.”
Als voorlaatste stuk staat Psalm 42 van Klaas Jan Mulder op het programma. Mulder gooit hoge ogen bij André, die van de zijkant gezien veel gelijkenis vertoont met zijn oudere collega. „Klaas heeft ontzettend veel betekend voor de orgelwereld. Het feit dat hij ineens werd uitgeschakeld vanwege een hersentumor, heeft me geraakt. Ik speel Psalm 42 een beetje ter ere van hem.”
De Knol doet tijdens de voorbereiding alles wat zijn berijder wil. Behalve bij een van de variaties van Mulder, waarbij de melodie in het pedaal ligt. Bij één toon klinkt ineens de Sexquialter van het hoofdwerk door in het pedaal. „Hé, hoe kan dat nu? Dat klopt niet. Nou, dan moet je ’m maar wat eerder wegdoen, Bert.”
Na de afsluitende improvisatie over Psalm 118 is het gebeurd. „Alles staat opgeschreven. Nu gaan we het controleren.” Het hele programma komt in snel tempo nog een keer langs. Hier en daar is nog iets onduidelijk of er wordt nog wat veranderd. Van luisteren beneden in de kerk komt het vanmiddag, ondanks de aankondiging, niet.
Om tien voor halfzes is de klus geklaard. André is tevreden over zijn helpers. „Jullie doen het goed. Ik hoop dat het bij mij beter gaat, vanavond.”
Fans
Om 18.00 uur is het tijd voor een hapje eten. In de nabijgelegen snackbar blijken ook twee fans te zitten, die direct tegen Willi beginnen te praten. André zoekt daarom een plekje in de zaal met de bar, waar de muziek uit de luidsprekers schettert. Even later zitten de fans echter twee tafeltjes verderop.
Halfacht: tijd om terug te keren naar de kerk. De deuren staan al open, maar het loopt nog niet storm. Terwijl Willi cd’s van haar man op een tafel uitstalt, trekt André zich even terug in de consistorie. „Vroeger ging ik helemaal op in de muziek. Tien jaar geleden is er echter een verandering gekomen. Ik sta er nu heel anders in. Daarom zonder ik me tegenwoordig voor het concert altijd even af. Om wijsheid en kracht te vragen. Want zonder God kan ik niets doen.”
Klokslag 20.00 uur begeeft André zich naar boven. Fluisterend communiceren organist en registranten nu met elkaar. Na een inleidend koraal en twee kleine stukjes van Bach, is het de beurt aan Reger. „Daar gaan we, jongens. Zullen we beginnen?” Met een verbeten trek om zijn mond grijpt André in de klavieren om het grootse stuk het volle pond te geven. Als de Knolklank naklinkt in de kerk, veegt de organist hijgend de eerste zweetdruppels weg.
Dan nog zo’n kluif: Rheinberger, het langste stuk van vanavond. Bij de passacaglia klappert het pedaal. André zit duidelijk vast aan het papier. Even lijkt hij het kwijt te zijn, maar hij herstelt zich snel. „De Mixtuur erbij”, sist hij. Willi kijkt vertwijfeld. Zij werkt met nummers, niet met namen. Gelukkig, ze heeft ’m gevonden.
Razendsnel
Het is 20.30 uur als Rheinberger wegsterft. Tijd voor de lichtere kost. Tijdens de Andante van Landsman, die André uit z’n hoofd speelt, kan Willi er even bij gaan zitten. Ook bij de Andante van Lefébure-Wély hebben de registranten weinig te doen. Bij de twee populaire nummers die volgen is dat anders. De aan elkaar geplakte kopieën van de Bolero moeten omgeslagen worden, terwijl bij het walsachtige middendeel het een en ander dicht moet.
Dan Grison. Het is duidelijk dat André nu minder vast aan z’n papier zit. De dalende en stijgende toonreeksen gaan razendsnel en niet even precies. Na het zachte melodische middendeel zwelt het geluid aan. Een stuk van de partituur wordt overgeslagen. Aan het eind, als het koraalachtige thema met het volle werk terugkeert, verschijnt de verbeten trek weer om André’s mond. Opnieuw zweetdruppels en gehijg.
Bij Mulders Psalm 42 gaat het toch weer fout met de Sexquialter in het pedaal. Gauw wordt het register dichtgeduwd. „Wil, op tijd omslaan hoor.” Even raakt André de draad kwijt bij het trio. Maar of de 55 bezoekers beneden dat gehoord hebben?
Met een volgrepig koraal van Psalm 118 besluit André om 21.10 uur het gratis concert. Snel begeeft Willi zich naar beneden om de cd-tafel weer te bemensen. Bert is tevreden. „Het ging perfect. Hier en daar was er wel wat, maar dat hoor je bijna niet. En het ging soms toch weer anders dan vanmiddag.” Hoe vindt André dat het ging? „Ik zeg niet zo gauw dat het prima ging. Reger vond ik wel wat tegenvallen.”
Rekening
Beneden staat iemand van de concertcommissie. Hij heeft genoten. Is 55 mensen veel of weinig voor een dergelijk concert? „Twee weken terug bij Herman van Vliet zaten er 35, en die keer daarvoor bij Jaap Zwart ook. Je ziet dat het terugloopt. De tijd dat hier 200 à 300 man op zo’n concert afkwam, is voorbij. En je moet de concurrentie niet vergeten. Vanavond waren Martin Mans en Jan Vayne bijvoorbeeld in Zwolle. Daar zal het ook mee te maken hebben. Twee jaar geleden zat hier bij André nog 150 man.”
André gaat in het gebouwtje tegenover de kerk nog even koffiedrinken met de mensen van de organisatie. Als het bijna 22.00 uur is, komt Drikus -nu in zwart pak- duidelijk maken dat hij wil gaan afsluiten. Eén ding moet er echter nog gebeuren. Als bijna iedereen weg is, vraagt de voorzitter van de orgelcommissie wat André moet hebben voor zijn verleende diensten. Driehonderd euro, maakt deze duidelijk, waarop de voorzitter een rekening uitschrijft en het bedrag overhandigt.
Het is 22.00 uur geweest als André en zijn helpers weer in de Volvo stappen. Om 0.00 uur hopen ze thuis te zijn.
De concertagenda’s staan deze zomermaanden weer bol. Wie naar een orgelconcert wil, kan op sommige dagen kiezen uit ruim dertig bespelingen. Maar wat weet de gemiddelde luisteraar van de voorbereidingen die aan een concert voorafgaan? Deze krant liep mee met een van de organisten, vanaf het moment dat hij in de kerk begon met voorbereiden tot hij weer in de auto stapte. Een reportage van het concert dat André Knevel op zaterdag 19 juli in de Grote of Stephanuskerk in Hasselt gaf.
Muzikaal profiel
Naam:
André Knevel
Leeftijd:
58
Geboorteplaats:
Bussum
Woonplaats:
St. Catharines (Ontario, Canada)
Orgelleraars:
O.a. Rutger van Mazijk, Willem Hendrik Zwart en John Tuttle
Lievelingscomponist?
„César Franck.”
Mooiste compositie?
„Grande pièce symphonique (opus 17) van Franck.”
Mooiste Nederlandse orgel?
„Hasselt, Bolsward, Zaltbommel en Amsterdam (Oude Kerk).”
Beste Nederlandse organist?
„Klaas Jan Mulder spreekt mij het meeste aan.”
Wie wilt u nog eens ontmoeten?
„Jean Guillou en Daniel Roth.”
Sweelinck?
„Die moet je op historische orgels spelen. Anders is er geen bal aan. Maar op het orgel van de Leidse Hooglandse Kerk klinkt het echt niet gek.”
Bach?
„Onvoorstelbaar, zijn oeuvre. Ik speel regelmatig wat van hem, maar nooit een heel programma met alleen maar triosonates of concerto’s. Daarvoor ontbreekt de motivatie.”
Widor?
„Robuust, breed. Opnieuw: je moet er wel een orgel voor hebben.”
Vierne?
„Prachtig, maar moeilijk te spelen.
Feike Asma?
„Door hem is het bij mij begonnen. Toen ik Asma in de Oude Kerk van Amsterdam hoorde, dacht ik: dat wil ik ook.”
Klaas Bolt?
„Van hem speel ik niets. Ik heb me nooit in hem verdiept. Maar als het om die ’richting’ gaat: ontzettend vakkundig.”
Ton Koopman?
„Fantastisch. Als ik een barokstuk wil spelen, luister ik eerst hoe Koopman het doet.”
Mooiste moment in uw carrière?
„Toen ik een aantal jaar geleden in de kerk van Luther speelde. En toen ik voor het eerst zélf op het orgel van de Oude Kerk in Amsterdam speelde.”
Wens?
Een cd opnemen op het Cavaillé-Collorgel van de Saint-Sulpice in Parijs met composities van Liszt, Franck, Widor en Dupré.