„Cyprus is te klein om verdeeld te zijn”
Terwijl de toeristenbranche van Cyprus zich ontfermt over een nieuwe stroom zonaanbidders, onderhandelen politici van het Turkse en het Griekse deel van het eiland volgende maand opnieuw over hereniging. De besprekingen zijn in de eindfase. Tenminste, als alles goed gaat.
„Als ik geen Cyprioot ben, wat ben ik dan?” Uit zijn stemgeluid, zijn lichaamstaal en zijn blauwgroene ogen spreekt vertwijfeling. Mustafa Demis heeft net verteld wíé hij is: eigenaar van een visrestaurant in het noorden van Cyprus, 38 jaar, vader van vier kinderen. Maar wát hij is? „In Cyprus word ik als Turk gezien en in Turkije als Cyprioot.”Vijf jaar oud was Demis toen hij naar Cyprus kwam. Zijn ouders, eenvoudige Turken uit de kustregio Trabzon, zochten in 1975 hun heil op het eiland, dat een jaar eerder door het Turkse leger was binnengevallen. Die inval was volgens de toenmalige Turkse regering noodzakelijk om de daar wonende Turkse Cyprioten te beschermen. Sindsdien houdt Turkije het noorden van Cyprus bezet. Vele duizenden Turkse migranten vestigden zich in de alleen door Turkije erkende Turkse Republiek Noord-Cyprus.
Juist die migranten zitten nu in een lastig parket. De meeste inwoners van de Turkse Republiek Noord-Cyprus worden sinds enkele jaren in het Griekse zuiden toegelaten, maar Mustafa Demis niet. „Omdat ik een migrant ben”, legt hij uit. Die beschouwen de Griekse Cyprioten als illegaal.
En dat brengt Demis tot zijn wanhopige vraag wat hij dan is. „Ik woon hier nu 33 jaar, bijna mijn hele leven. Ik heb vier kinderen, de oudsten zijn 16 en 17 jaar. Die hebben hier op school gezeten en vrienden gemaakt. We hebben hier ons leven, onze familie en we voelen ons Cyprioot. Je kunt ons toch niet zomaar terugsturen?”
Ook de Turkse Cyprioten, een bevolkingsgroep die al eeuwenlang op het eiland in de Middellandse Zee woont, zitten met de immigranten in hun maag, hoewel de meesten dat niet zullen toegeven. De nieuwelingen uit Turkije zijn veel religieuzer dan de Cyprioten, die een zeer liberale opvatting van de islam hebben. Ook komen ze vaak uit relatief primitieve gebieden en hebben ze minder op met de Grieken in het zuiden, met wie het gros van de Turkse Cyprioten zich graag wil verzoenen.
Iemand die wel zegt waar het op staat is de Turkse Cyprioot Sener Levent. Hij is hoofdredacteur van de krant Afrika, die in Noord-Cyprus verschijnt. Hij trekt daarin al decennialang ten strijde tegen Turkije en de regering van Turks-Cyprus, volgens hem een marionettenregime. „Turkije houdt Noord-Cyprus bezet en moet zijn biezen pakken”, stelt hij onomwonden. Levent is een vriendelijke, gedreven journalist. Zittend achter zijn met kranten en andere paperassen volgestapelde bureau weet hij zijn antwoorden zo scherp en bondig te formuleren dat hij meestal precies is uitgepraat als hij toe is aan een nieuwe trek van zijn sigaret.
„Het treurige is dat we in Cyprus nu drie bevolkingsgroepen hebben: Griekse en Turkse Cyprioten en sinds 1974 dus ook Turken”, aldus Levent. Hij schat dat hun aantal wel eens richting de 200.000 zou kunnen gaan, tegenover 80.000 oorspronkelijke Turkse Cyprioten. „Ze hebben van ons dus een minderheid gemaakt.” Wat Levent betreft keren ze terug naar Turkije, tenzij ze zijn getrouwd met een Cyprioot of op het eiland zijn geboren.
Impasse
Het verhaal van Mustafa Demis en zijn duizenden lotgenoten in het noorden illustreert hoe ingewikkeld de verhoudingen in Cyprus liggen. Sinds kort zijn Grieks- en Turks-Cyprus weer met elkaar in gesprek. Dat is een belangrijke ontwikkeling, want het vredesproces raakte in 2004 in een impasse toen de Grieken zich in een referendum tegen een herenigingsplan uitspraken. Dat plan was er gekomen na jarenlange onderhandelingen, met de Verenigde Naties als bemiddelaar. Cyprus trad toe tot de Europese Unie, maar door het mislukken van de hereniging hielden de Grieken het internationaal niet erkende Turkse noorden buiten de EU.
Tassos Papadopoulos, de president die namens het Griekse zuiden jarenlang keihard had onderhandeld, maar vervolgens in 2004 zijn eigen bevolking opriep tégen het daaruit voortgekomen verzoeningsplan te stemmen, werd in maart van dit jaar afgestraft voor zijn merkwaardige politiek. Hij moest het afleggen tegen Demetris Christofias, een oude communist die in de campagne verzoening predikte. Zijn verkiezing betekende een ommekeer, temeer daar de Turkse Cyprioten in 2005 de eveneens verzoeningsgezinde Mehmet Ali Talat kozen als opvolger van president Rauf Denktash, een echte Turkse hardliner.
De nieuwe leiders zochten elkaar meteen op en beloofden elkaar en de bevolking van Cyprus het herenigingproces uit het slop te trekken. Tegelijk beseffen ze dat dat nog altijd even ingewikkeld is. Om te voorkomen dat de geschiedenis zich herhaalt, hebben de leiders werkgroepen geformeerd die op lastige punten alvast tot enige overeenstemming trachten te komen, om zo de weg te banen voor nieuwe onderhandelingen onder auspiciën van de VN. Volgende maand hebben directe onderhandelingen plaats die moeten leiden tot een definitieve regeling van het decennia oude conflict.
De grote vraag is of het ditmaal wél zal lukken om tot oplossingen te komen die voor beide zijden acceptabel zijn. Want het Griekse nee was in 2004 niet gericht tegen hereniging, maar tegen het toen overeengekomen plan, zegt Domis Christofinis (80), raspoliticus uit de communistische AKEL-partij van de Grieks-Cypriotische president. „Het VN-plan had belangrijke tekortkomingen: het gaf geen absolute basis voor hereniging, de Turkse troepen mochten in Cyprus blijven en de rechten voor vluchtelingen werden niet goed geregeld”, zegt Christofinis.
Huis gekust
Daarmee legt de oude Christofinis de vinger op een paar heel zere plekken. De terugkeer van de ’illegale’ immigranten naar Turkije is slechts een van de hoofdpijndossiers. Een ander moeilijk oplosbaar probleem is dat het voor veel Griekse Cyprioten nog belangrijker is, dat ze hun oude bezittingen in het noorden terugkrijgen. Veel Grieken vluchtten tijdens de Turkse invasie in 1974 naar het zuiden en lieten praktisch alles achter.
Andreas Konstantinidis is zo’n Griekse vluchteling. De oude man -hij moet rond de 70 zijn- zit in de hoofdstad Nicosia op de bus te wachten die hem naar huis brengt, in een buitenwijk van de stad. Maar zijn echte thuis is het niet. Dat bevindt zich in Ayios Yorios, een dorpje in het bezette noorden. Van de ene op de andere dag moest hij er weg. „We hebben werkelijk alles moeten achterlaten”, zegt Konstantinidis. „We hebben de deur op slot gedraaid en ons huis gekust. Die kus is het enige wat we hebben meegenomen.”
Zou hij terug willen als dat kon? „Natuurlijk wil ik terug. Alle Griekse Cyprioten willen terug naar hun landgoed en huizen. Maar ik heb me laten vertellen dat mijn huis er niet meer staat; platgewalst door een Turkse bulldozer. Net als veel Griekse huizen en kerken in het noorden”, treurt de oude Cyprioot.
Zoals hij zijn er inderdaad velen: volgens de Grieks-Cypriotische regering hebben ruim 160.000 Grieken het noorden moeten ontvluchten. Andersom trokken er naar schatting 50.000 à 60.000 Turken van het zuiden naar het noorden, maar zij lijken terugkeer naar hun huizen minder belangrijk te vinden. De Grieken willen dat veelal wel, of vragen op zijn minst financiële compensatie.
Gevaarlijk
Als er dan overeenstemming is over de voorwaarden voor verzoening, dan dient een volgende kolossale vraag zich aan: hoe moet een nieuw Cyprus eruitzien? De leiders lijken af te stevenen op een model dat ook het VN-plan voorstond: een federatie met één internationaal gezicht en een nationale regering, maar met veel macht voor de twee landsdelen, die min of meer worden gehandhaafd en waarin Turken en Grieken dus gescheiden blijven wonen.
Hoofdredacteur Levent van Afrika vindt dat een gevaarlijk plan. „Mijn idee van verzoening is dat we echt samengaan en één eiland worden. Niet in twee aparte zones als buren. Daarmee houd je in feite de verdeling in stand.”
Hoe ingewikkeld de situatie ook is, er is in ieder geval weer zicht op een oplossing, vindt ook Domis Christofinis, de oudgediende van de AKEL-partij. „Cyprus is te klein om verdeeld te zijn”, zegt hij. „De gesprekken geven nieuwe hoop, maar het is goed dat er met voorzichtigheid wordt gehandeld, want als de verzoening nu weer stukloopt, is het voor eens en altijd.”
Behalve hoopvol is hij evenals veel Cyprioten ook sceptisch. „Ik ben bang dat wij als Grieken net als in 2004 toch meer zullen moeten toegeven dan ons lief is.” En alle onderhandelingen en goede bedoelingen ten spijt: de grote spil in het geheel is Turkije, zegt Christofinis. „Turkije is een grootmacht en wil in Cyprus invloed blijven uitoefenen. Daarom ben ik blij dat Turkije kandidaat is voor EU-lidmaatschap: dat betekent dat ze hun politiek zullen moeten aanpassen aan de Europese maatstaven en bijvoorbeeld Cyprus moeten erkennen.”
Ook Afrikahoofdredacteur Sener Levent ziet de rol van Turkije als een struikelblok voor Cyprus. „Er komt alleen een oplossing als Turkije dat wil.” Natuurlijk hoopt Levent op een uitweg uit de impasse, maar waarom zou nu ineens lukken wat al 35 jaar lang stukloopt? Toch wijst hij niet alleen naar anderen. „De meeste Cyprioten zijn wel voor verzoening, maar voelen zich nog altijd primair Turk of Griek. We zouden hier wat zelfbewuster moeten zijn en ons wat meer Cyprioot moeten gaan voelen. Dat zou een oplossing een stuk dichterbij brengen.”
„We gaan pas weg als er een oplossing is”
Carla van Maris heeft bepaald geen doorsnee werkplek. Haar kantoor staat midden op Nicosia International Airport, de voormalige luchthaven van Cyprus. Voormalig, want het is bij de gewapende conflicten in 1974 in onbruik geraakt en ligt nu in de door de Verenigde Naties bewaakte bufferzone tussen noord en zuid.
Een hoofdkwartier in niemandsland. Ach, voor Van Maris, een ferme vrouw die de VN-politie in Cyprus aanstuurt, is het niets nieuws onder de zon. Eerder zat ze onder meer in Eritrea en Somalië. In Cyprus wordt tenminste geen fysiek geweld gebruikt, zegt de commissaris, in vroeger tijden werkzaam bij de Rotterdamse politie. Wel moeten zij en haar collega’s hun woorden „op een goudschaaltje wegen”, want „alles ligt gevoelig.”
Dat bleek eens temeer bij de openstelling van de Ledrastraat. Op initiatief van de nieuwe politieke leiders van Cyprus kreeg deze prominente winkelstraat in april een nieuwe doorgang in de muur die de hoofdstad Nicosia in tweeën deelt. Op de eerste dag werd de passage echter gelijk weer gesloten omdat Turkse agenten volgens de Grieken te dicht bij hun grondgebied kwamen. Na ampel beraad met de VN en politieke kopstukken ging de doorgang dezelfde dag weer open.
Is dat tekenend voor de situatie in Cyprus?
„Het laat zien dat de verhoudingen hier fragiel zijn. Maar aan beide kanten wordt er gehandeld in een geest van optimisme. De opening in de Ledrastraat is een hoopvol teken dat voor euforie bij de bevolking zorgde. Ondernemers gingen hun terrassen inrichten, mensen maakten plannen om hun oude vrienden aan de andere kant weer eens op te zoeken.”
De missie in Cyprus is een van de langstlopende in de geschiedenis van de VN. Is het niet hoog tijd om hier weg te gaan?
„Ik kan me die vraag goed voorstellen. Het was voor ons als Verenigde Naties frustrerend dat het plan waarvoor we ons zo lang hadden ingespannen, in 2004 spaak liep. Maar we moeten blijven werken aan een oplossing. Er zit nu weer beweging in de zaak en er is hoop. We willen hier graag weg, maar pas als er een oplossing is. Je moet er niet aan denken dat er nu een politiek incident plaatsvindt.”