Ruiken toegestaan
„Twintig euro!” De onverstoorbare koopman op het Amsterdamse Waterlooplein houdt voet bij stuk. Alle charmes van de toerist ten spijt. Ze moet de volle mep voor de oorbellen betalen. Mokkend trekt ze twee briefjes van tien. „Vijftien euro was een betere prijs geweest”, pruttelt de klant. De verkoper grijnst. „Het is wel zilver, écht Indisch zilver.”
Het gaat er deze woensdag verder tam aan toe op het Waterlooplein. Geen kooplui die luidkeels hun waren aanprijzen of bosjes klanten die het onderste uit de kan willen. De meeste bezoekers slenteren op hun gemak langs de kramen. Ze kopen weinig.André Horlings is een van hen. „Ik heb al zó veel boeken”, legt hij uit. „Koop ik iets, dan moet ik een boek de deur uit doen. Daarom houd ik het bij rondneuzen. Ook dat is leuk, dingen bekijken die ik gekocht had kunnen hebben.”
Verschillende gebouwen markeren het Waterlooplein. De Mozes en Aäronkerk met haar twee torens aan de ene kant, de pompeuze Stopera aan de andere kant. En iets verder weg, aan de overzijde van de gracht, de slanke toren van Zuiderkerk. Daartussen ruim honderd kramen, opgesteld in lange rijen.
De markt bestaat sinds 1893 als dagmarkt, van maandag tot en met zaterdag. Tegenwoordig tussen 9.00 en 17.00 uur. Lange tijd bepaalden Joden er de sfeer. Ze brachten vooral tweedehands huisraad aan de man. De Tweede Wereldoorlog trok ook hier diepe sporen, veel Joodse kooplui werden opgepakt en vermoord. Toch leefde de vlooienmarkt na die tijd weer op, doordat talrijke Amsterdammers hun woning opnieuw moesten inrichten.
In de jaren zestig en zeventig trok het Waterlooplein een nieuwe doelgroep, de hippies. „We waren trendsettend”, weet een koopman. „Wilde je erbij horen, dan kocht je hier een bontjas of Mexicaanse laarzen.”
Nagelschaartjes
De vlooienmarkt is bekend in binnen- en buitenland. Maar van beroemdheid kun je niet leven. Kooplui moeten tegenwoordig alle zeilen bijzetten om publiek te blijven trekken. Kramen met kleding, schoenen, sieraden en fietsbenodigdheden voeren vandaag de dag de boventoon. Plekken waar tweedehands Friese doorlopers, serviesgoed, een gebruikte platenspeler, typemachine en telefoonoplader op de grond liggen uitgestald, zijn op de vingers van één hand te tellen. Een gevolg van de opmars van de kringloopwinkels en sites zoals Markplaats.
Marktkoopman Rob ziet het met lede ogen aan. „De grondhandel is bijzaak geworden.” Hij draait al 35 jaar mee en handelt nog altijd in zogeheten ongeregelde waar. Voorbijgangers graaien in bakken vol nagelschaartjes, zakmessen en nagelvijlen - afkomstig van de douane op Schiphol. Een man tikt met zijn voet tegen een asbak. „Hé, wat kost dat ding?” „Ha, Fredje”, groet Rob. Hij geniet van zijn werk. „Vooral van de sociale contacten. ’t Is hier een beetje een dorp.”
Christian (26) vertegenwoordigt de jonge garde. De Duitser staat alleen tijdens de zomermaanden op het Waterlooplein. Hij grossiert in zelfgemaakte zeep met ingrediënten zoals roos, kaneel, chocolade, pepermunt en een mix van olijf, amandel en avocado. „Kan dit tegen water?” grapt een meisje dat van haar vader iets uit mag kiezen.
Ruiken aan de producten is hier toegestaan. Alle diversiteit ten spijt, de meeste klanten kiezen voor de bekende weg, vertelt Christian. „Lavendelzeep. Roos staat op de tweede plaats. Mijn tip? De verfrissende zeep met citroengras.”
Gasmaskers
Een lang gewaad, grote strooien hoed en teenslippers - Demba trekt de aandacht. Hij speelt in op de hang naar exotische waren met zijn handeltje in Afrikaanse handtrommels, kalebassen en slippers en kleurige grands foulards uit India. Hij legt makkelijk contact. „Ik spreek Nederlanders, Italianen, Spanjaarden, Amerikanen. Geweldig, ik moet er niet aan denken in een fabriek te werken waar je elke dag tegen dezelfde mensen aankijkt.”
„Yeah, look at me”, brult een toerist met een marinepet op zijn hoofd. Gelach. De verkoper van petten, gasmaskers en legerjacks wil niets over zijn handel kwijt. Wel over zichzelf: „Ik zit elke zondag in de Westerkerk.”
Naast de Stopera probeert een oude man met zijn draailier voorbijgangers op te vrolijken. „Op zo’n muzikant moeten we zuinig zijn”, meent marktmeester Henk Smid. „Ook de ras-Amsterdammers moeten blijven. Soms zijn ze een beetje grof in de mond. Schrik niet als een koopman „Rot op” roept. Hij bedoelt het niet kwaad.”
„Kennis bijspijkeren”
Vanuit een fauteuil kijkt boekverkoper Harry Moinat toe hoe bezoekers tussen de tweedehandsjes rondstruinen. ”Max van Egmond, toonaangevend kunstenaar” van Juul Muller, ”De afrekening” door Jan Blokker, ”Heeft de kip een ziel” van Ton Huygens en ”Arendsoog en de Bende van de Blauwe Bergen”, geschreven door J. Nowee. Een biografie, een verzameling columns, een verhalenbundel en een jongensboek: het aanbod in de kraam is divers.
Moinat blijft rustig zitten als een klant wil afrekenen. De 37 geschriften verwisselen voor 30 euro van eigenaar. Veel boeken mogen van Moinat voor 1 euro per stuk weg. Een stapel van zeven doet 5 euro. „Denk niet dat alles voor die prijs weg mag”, haast de Amsterdammer zich te zeggen. „Ik verkoop ook bijzondere boeken met een prijskaartje van honderden euro’s.”
De marktkoopman, al 32 jaar actief op het Waterlooplein, vraagt niet de hoogste prijzen. Op internet zijn mensen volgens hem vaak vier keer zo veel kwijt. „Een goed boek is een verkocht boek, luidt mijn devies. Dankzij de snelle omzet kan ik dagelijks een flink deel van het aanbod verversen. Dat trekt mensen. Ik heb zo’n vijftig vaste klanten. Sommigen komen elke dag langs, speurend naar een aanwinst.”
De stoel naast Moinat wordt vandaag bezet door een vriend, maar ook klanten weten het pluche te vinden. „Heel gezellig. Het zijn vaak specialisten op een bepaalde gebied. Door hun verhalen spijker ik mijn kennis bij.”
Beerputvondsten
Rembrandthuis. Het huis waar Rembrandt tussen 1639 en 1658 woonde, is tegenwoordig een museum. Museum Het Rembrandthuis (rembrandthuis.nl) aan Jodenbreestraat 4 biedt een vrijwel compleet overzicht van Rembrandts grafische werk. Qua schilderijen ligt het zwaartepunt bij de zogenaamde pre-rembrandtisten, schilders die in Amsterdam werkzaam waren voordat Rembrandt zich er in 1631 vestigde. Aardig zijn voorwerpen die gevonden zijn in de beerput bij de woning, zoals een kookpot met verfresten en kinderspeelgoed.
Joods Historisch Museum. Het Joods Historisch Museum (Nieuwe Amstelstraat 1) bevindt zich in vier synagogen midden in de oude Jodenbuurt van Amsterdam. Het museum (jhm.nl) herbergt objecten en kunstvoorwerpen die een relatie hebben met de religie, cultuur en geschiedenis van de Joden in Nederland. Dagboeken, brieven, foto’s en interviews geven een persoonlijke tint aan de collectie.
Canal Bike. Een uitgebreid grachtenstelsel biedt alle ruimte Amsterdam vanaf het water te verkennen. Canal Company (canal.nl) verhuurt Canal Bikes vanaf vier steigers in de binnenstad, bij het Leidseplein, tegenover het Rijksmuseum, bij het Anne Frank Huis/Westerkerk en op de hoek van de Keizersgracht/Leidsestraat. Het is mogelijk bij de ene steiger te vertrekken en de waterfiets bij een andere steiger achter te laten. Minder sportieve toeristen kunnen zich neervlijen op de banken van een Canal Bus. De boten varen langs drie routes. De Canal Bus stopt ook bij het Rembrandthuis.