Kerk & religie

Krachtmeting tussen Küng en Ratzinger

Beiden waren opkomende sterren onder de theologen van de Rooms-Katholieke Kerk: Hans Küng en Joseph Ratzinger. De collega’s aan de universiteit van Tübingen sloegen echter verschillende wegen in. Ratzinger werd paus, Küng een van de grootste critici van de RK-Kerk en werd -daarom- afgezet. Küng doet in het tweede deel van zijn recent verschenen memoires verslag van een krachtmeting op hoog niveau.

K. van der Zwaag
1 August 2008 08:57Gewijzigd op 14 November 2020 06:11
KAMPEN – Joseph Ratzinger (r.), op dat moment aartsbisschop van München en kardinaal, in tegenwoordigheid van paus Johannes Paulus II, die hij later als paus zou opvolgen.
KAMPEN – Joseph Ratzinger (r.), op dat moment aartsbisschop van München en kardinaal, in tegenwoordigheid van paus Johannes Paulus II, die hij later als paus zou opvolgen.

Hans Küng (1928), afkomstig uit Zwitserland, is een internationaal vermaard theoloog. Hij was hoogleraar in respectievelijk Münster en Tübingen (leerstoel fundamentele theologie) en raakte vooral bekend door zijn betrokkenheid bij het tweede Vaticaans concilie (1962-1965), dat de Rooms-Katholieke Kerk tot vernieuwing wilde oproepen. Zijn jarenlange studie van de wereldreligies mondde uit in de Stichting Wereldethos voor interreligieuze dialoog.Küng heeft zich de afgelopen decennia laten kennen als een progressief theoloog, strijdend voor gelijke rechten voor man en vrouw en voortdurend in verzet tegen de zijns inziens rigide ethische standpunten van de Rooms-Katholieke Kerk. De theoloog functioneerde door zijn commentaren, boeken en lezingen steeds meer als luis in de pels van Rome. Koortsachtig werkte de curie aan zijn dossier: nummer 399/57i. Daarin werden Küngs leven en werk kritisch gevolgd.

Paus Johannes Paulus II ontnam Küng in 1979 de leerbevoegdheid, nadat hij de onfeilbaarheid van de paus (het Petrusambt) ter discussie had gesteld. Küng stelde namelijk dat de onfeilbaarheid van de paus nergens in de Bijbel te funderen was en ook in strijd was met de vroegchristelijke kerk.

Hij zet dat uiteen in het tweede deel van zijn -700 bladzijden tellende- memoires (”Omstreden waarheid”, uitg. Kok, Kampen). Wel mocht hij het Instituut voor Oecumenisch Onderzoek in Tübingen houden, dat van de rooms-katholieke faculteit werd losgemaakt.

Splitsing
Küng doet uit de doeken hoe zijn verhouding met Ratzinger zich ontwikkelde. „Een splitsing van wegen”, zo formuleert hij het. Ratzinger ontwikkelde zich volgens Küng van een progressief theoloog in Tübingen tot „rooms grootinquisiteur”, namelijk in de hoedanigheid van prefect van de congregatie voor de geloofsleer (1981). Dat „Romeinse inquisitieapparaat” voert volgens Küng „inquisitieprocessen tegen onwelgevallige theologen” en heeft nog steeds niet een procedureregeling het licht doen zien, zo meldt hij.

„Sinds mijn doctoraat in de theologie heb ik met de inquisitie te maken”, schrijft Küng. Uitvoerig vertelt hij hoe hij op autoritaire wijze werd opgetrommeld om voor de commissie te verschijnen, zonder dat er rekening werd gehouden met zijn agenda. Hij kreeg naar eigen zeggen geen inzage in de akten of de gespreksonderwerpen.

In zijn gesprek met de congregatie over de onfeilbaarheid van de paus krijgt hij enkel een verwijzing naar het eerste Vaticaanse concilie te horen, waarvan men het decreet eenvoudig te accepteren heeft.

Küng is een criticaster van de koers van de RK-Kerk. De beloofde vrijheid na Vaticanum II was volgens hem al weer snel ingetrokken. Küng spreekt van een „verraad.” Restauratiepogingen van de curie versterkten de „absolutistisch-clericale structuur.” De Zwitserse theoloog constateert een aanhoudend vertrek van priesters, iets wat niet meer tegen te houden is met „de middelen van vroeger.” Zo omschrijft hij de Nederlandse bisschopsbenoemingen van Simonis en andere orthodoxe roomsen als kennelijk „het meest effectieve machtsmiddel.”

„De meeste intellectuelen en creatieve geesten verlaten de kerk of kiezen voor de innerlijke emigratie”, zo zegt hij over de Nederlandse situatie.

Küng stelt dat hij kerkelijk en theologisch niet links is, maar „een vertegenwoordiger van het redelijke midden, zij het met de nadruk op vernieuwing en hervorming.”

Rome beschouwt hem echter als een liberale protestant die feitelijk in het kamp van de Reformatie zit. Küng noemt zichzelf niet rooms-katholiek, maar katholiek, in de zin van dienstbaar aan de hele kerk. Hij spreekt van een „kritische solidariteit met Rome.”

Kritiek op het Petrusambt blijft een fundamenteel punt in de memoires. Küng pleit voor een echt evangelische paus, niet boven en buiten de kerk, maar in en met de kerk. „Niet de blijvende concentratie van de macht in het centrum zou zijn doel zijn, maar de pretentieloze dienst aan de rijke verscheidenheid van de plaatselijke kerken binnen de ene kerk.”

Zelfs Vaticanum II gaf op dit punt geen verandering. Integendeel, de onfeilbaarheid van de paus werd zelfs zonder discussie uitgebreid tot het bisschoppencollege.

Küng verwijt Rome dat het hem de kerkelijke leerbevoegdheid heeft ontnomen vanwege zogenaamde bezwaren tegen christologie in plaats van de werkelijke reden te noemen: kritiek op het roomse kerkbegrip en de onfeilbaarheid van de paus.

Dat neemt niet weg dat Küng een accent legt op de Jezus van het Nieuwe Testament in plaats van op een christologie ’van boven’, een tweenaturenleer, zoals verwoord in de oudkerkelijke concilies. De hellenisering die Ratzinger hierin toejuicht, vindt Küng „heilloos.”

Küng kritiseert in dit verband ook het recente Jezusboek van Ratzinger, dat zijns inziens weinig vernieuwend is en blijft hangen in de traditionele christologie. Hij vindt dat Ratzinger ten onrechte de historisch-kritische methode verwerpt en voorbijgaat aan de resultaten van moderne vakexegeten.

Beyerhaus
Küng wijst erop dat Ratzinger in zijn Tübinger periode goede contacten had met prof. Peter Beyerhaus, de directeur van het Instituut voor Oecumene en Missiewetenschappen (en momenteel een van de meest Bijbelgetrouwe theologen in Duitsland).

Ratzinger en Beyerhaus vonden elkaar in de afkeer van de moderne theologie. Maar, zo zegt Küng, het is „een andere vraag in hoeverre Ratzinger zich de fundamentele bedoeling van de Reformatie echt eigen heeft gemaakt.”

Hij laat zien dat Ratzinger de protestantse Hervorming als het begin van de afval van het ware „christendom van de Vaders” ziet. Ratzinger nam het Küng ook zeer kwalijk dat hij begrip toonde voor Maarten Luther.

Wie is er veranderd? zo vraagt Küng zich ten slotte af. Ratzinger heeft zelf bestreden in zijn beleid niet stabiel te zijn, aldus Küng. Zeker, er is bij de huidige paus continuïteit. „Joseph Ratzinger is van begin af aan en blijft ook nog als paus een theoloog van het Latijnse rooms-katholieke paradigma van de christenheid.”

Küng betwist het niet: Ik ben veranderd, zegt hij, wijzend op het feit dat hij ooit een overtuigd aanhanger van het Mariadogma was.

De paus is gebleven wie hij was. „Wij zijn heel eerlijk, als we constateren: hij is gewoon stil blijven staan. Hij wílde stil blijven staan.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer