„De studenten zijn dieven; Allah is groot”
In Jakarta heeft een woedende mensenmassa eind vorige week de aanval geopend op de christelijke theologische hogeschool Setia. Zeker 21 mensen raakten gewond. Woede, angst en verdriet heersen onder de honderden studenten.
Ze vragen zich af of het ging om een ordinaire knokpartij of om een goed geplande aanslag op hun school. „Het ging razendsnel. Ze grepen vrijdagavond een student en brachten hem naar het buurthoofd. Plotseling klonk er vanuit de buurtmoskee: „De studenten zijn dieven. Allah is groot.” En toen vielen ze ons aan.”De 27-jarige Jomri Sinaga kan het nog nauwelijks bevatten. Sinds de evacuatie op zondag slaapt hij samen met 300 andere studenten op de vloerbedekking van het Graha Bethelgebouw, gelegen langs een ruwe, betonnen tolweg in Oost-Jakarta.
De studenten wassen zich op het toilet van het kantoorgebouw. Hun eten bestaat uit schenkingen van meelevende zakenlieden uit de buurt. Vanmorgen moesten circa 200 van de studenten een landelijke toets maken. „Maar ik kon me nauwelijks voorbereiden, en concentreren lukt ook niet”, biecht Sinaga, afkomstig uit Noord-Sumatra, op. Net zoals veel andere studenten voelt hij angst, maar ook woede.
Voor Jomri en zijn studiegenoot Andi Silalahi is het nog steeds gissen naar de oorzaak van het plotselinge geweld tegen Sekolah Tinggi Theologia Injili Arastamar (Setia), een van de grootste theologische hogescholen in Jakarta. Een jongen van Setia zou vrijdagavond zijn slipper naar een rat hebben gegooid. De slipper viel op de grond van een bewoner van de overwegend islamitische buurt Kampung Pulo. „Dief”, riepen buurtbewoners toen ze hem de slipper zagen terugpakken. Het incident leidde die avond nog tot een regen van stenen en zelfs twee molotovcocktails richting Setia.
Gedurende vijf uur werd er voor de campus een veldslag geleverd. Slaapvertrekken van de studenten werden volledig verwoest. Zaterdagavond kwamen rond zonsondergang groepjes mannen bijeen om de strijd voort te zetten.
Ten slotte volgde op zondag de vernederende aftocht van de circa 1300 studenten van Setia, die bewaking kregen van een reusachtige politiemacht. Die bood bescherming tegen hysterische volksmassa’s, maar toont nu weinig initiatief om dieper te graven naar de oorzaken van het straatgeweld. Politiewoordvoerders menen dat het puur een knokpartij tussen jongerengroepen betrof.
De meeste studenten komen niet uit Jakarta, maar uit verre uithoeken van de archipel, zoals West-Kalimantan, West-Timor en de Zuid-Molukken. De houding van de politie is voor de studenten en docenten veelbetekenend. In het verleden vonden regelmatig demonstraties plaats tegen de hogeschool. Ultraconservatieve moslimgroeperingen eisen sinds enkele jaren de verwijdering van Setia, die zich in 1991 in Kampung Pulo vestigde.
Boze tongen beweren dat radicale moslimorganisaties in Jakarta achter de actie zaten. Ze zouden de christelijke school al langer in het vizier hebben. De vermeende diefstal zou de perfecte aanleiding zijn geweest, waarbij imams het luidsprekers van de buurtmoskee inschakelden om op vrijdagavond alle buurtjongens op te trommelen. Maar inmiddels hebben diverse buurtbewoners verklaard geen enkel probleem te hebben gehad met de school of diens studenten. Van inmenging van oproerkraaiers van buitenaf wil de politie echter weinig weten.
„De politiemensen voor het politiekordon wilden ons niet eens helpen met voedsel te overhandigen aan de studenten. Ze wilden onpartijdig blijven. Zo worden we gewoon Jakarta uitgestuurd”, zegt predikant Matheus Mangentang, rector van Setia. Hij heeft tijdens zijn toespraak tot de studenten een brok in zijn keel. Het is even stil. Dan bedwingt hij zijn tranen. „We moeten allemaal vergiffenis en geduld tonen. Onder geen beding mag iemand wraak nemen.” Tot zijn teleurstelling kan hij nog steeds geen antwoord geven op de vraag wanneer ze naar hun campus kunnen terugkeren.